weleer, volgens SCHOTANUS, een zeer groote en Volkrijke Plaats in Friesland; doch, in het jaar 880, door de alverwoestende Deenen en Noormannen, verbrand, en daarna zodanig in vergetelheid geraakt, dat het niet mogelijk is, derzelver gelegenheid aan te wijzen.
Zie Kronijk van Friesland, fol. 73.