dus genaamd naar de plaats zijner geboorte, in het Jaar 1488. Dees vermaarde Man leide de eerste gronden zijner studien te Gend, onder PETRUS SCOTUS, en naderhand te Leuven. Zig in de Philosophie geoeffend hebbende, werd hij Meester der Vrije Kunsten, en onderwees allereerst de Latijnsche Taal in het Collegie van Busheiden. Daarna vertrok hij naar Engeland. Te rug gekeerd zijnde, werd hij, in plaats van JOHANNES PALUDANUS, Hoogleeraar in de Redenkunde te Leuven; in welke wetenschap hij voornaame Leerlingen had.
Hij overleed aldaar in het jaar 1542. ERASMUS getuigt van hem, dat hij een Man was, vatbaar voor alle Wetenschappen; een beminnaar der zuivere Latijnsche Taale, die hij vaardig en net schreef en sprak, waarvan zijne schriften ten getuigen dienen. Zijne Historische Werken zijn onder de volgende tijtels bekend: Chronologia brevis ac Historia ab Orbe condito ad annum 1532. De Literatis Urbis Romae Principibus. De Ducibus Venetis. De Comitibus Hollandiae, Lugd. 1584. Frankf. 1585. in fol. De Episcopis Ultrajectinis; ibid 1584. Chronicon Ducum Brabantiae, Antw. 1551, 1603. De rebus gestis Ducum Brabantiae, Lov. 1732, Brux. 1665, in 8vo. De Urbibus inferioris Germaniae.