Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

ASINGA ASCON

betekenis & definitie

vierde Prins der Friezen, zou, volgens eenpaarig getuigenis van de geloofwaardigste Schrijvers, na den dood van zijnen Vader UBBO, aan de regeering gekomen zijn, op het 81ste jaar vóór de geboorte van CHRISTUS. Zij beschrijven hem, als een eergierig en krijgzuchtig Vorst, die verscheidene oorlogen gevoerd en de paalen zijner Heerschappij, veel wijder, dan zijne voorzaten, uitgebreid heeft.

De West-Friezen, zeer na verbonden en vermaagschapt met die van Stavoren, of de West-Friezen ten Oosten het Flie, leeden verscheidene aanvallen van de Batavieren; dan zij vonden in ASCON hunnen vriend en getrouwen helper. In een dier aanvallen werd hij gevaarlijk gewond, deed zig naar Stavoren voeren, en werd aldaar, tegen alle verwachting, geneezen. Niettegenstaande de wonden van ASCON, hadden de Friezen de overwinning op de Batavieren behaald; hier op hovaardig, ondernamen zij een tweeden togt tegen hunne vijanden, schoon hun Vorst nog naauwlijks van zijne wonden geneezen was. De Friezen behaalden andermaal de overwinning, en noodzaakten de Batavieren, een bestand voor drie jaaren te verzoeken; dit zou gebeurd zijn, in het eerste jaar onzer tijdrekening.

Schoon men bij de Historieschrijvers, geduurende de regeering van deezen ASINGA ASCON, doorgaans meerder schijn van waarheid ontwaar wordt, dan onder de voorige, vindt men, echter, de geschiedenissen van zijnen tijd nog met veele beuzelingen doormengd, die wij liever willen laaten voor het geen ze zijn, dan naschrijven; als daar is de Historie van het Roode Klif, en meer anderen.

In het jaar vier, zou ASCON, schoon reeds oud, en vijf-en-zeventig jaaren geregeerd hebbende, de lust om te oorlogen wederom bevangen hebben, en hij tegen de Deenen te veld getrokken zijn; wordende hij, op dien togt, door zijnen Neef DIOCARUS SEGON, wonderbaarlijk van den dood verlost. Na deeze vruchtlooze onderneeming (zegt men) zou hij in ’t land van Tongeren, toen onderhoorig aan Hertog KAREL van Braband, eenen inval gedaan hebben; welke togt, echter, ruim zo nadeelig als de voorige uitviel. Want de Hertog, hem alvoorens tot den aftogt en schavergoeding hebbende doen vermaanen, zond een deel krijgsvolk tegen hem; deeze overrompelden de Friezen onverwacht; hij zelf werd gevangen, en die oorlog nam een einde.

Groote reden had ASINGA, zig over de edelmoedigheid van zijnen overwinnaar te verwonderen; want na dat hij hem van zijne wonden had doen genezen, ontsloeg hij hem, zonder eenig losgeld te vorderen. De twee vijanden werden, door het sluiten van een eerlijken vrede, de beste vrienden, en zouden het waarschijnlijk nog lang gebleeven zijn, indien der Friezen Vorst door geen anderen vijand overvallen ware geworden; de Dood rukte hem van den stoel der Regeering in het graf, na dat hij twee-en-tagtig jaaren geheerscht had; hij werd opgevolgd door den gemelden DIOCARUS SEGON.

Zie P. WINSEMIUS, Chronijk, fol. 15. Oud MSS. van de Friesche Regenten, tot het jaar 1100, en andere Friesche Historieschrijvers.

< >