Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

ARNT of ARENDT TULLEKEN

betekenis & definitie

in zijn leven, benevens den Heer FREDRIK VAN DE SANDE, (die ook tevens Raad en Momber van Gelderland was), een der eerste Heeren Curatoren der Academie van Harderwijk; (zie SCHRASSERT, Hardervicum Antiquum, tweede druk, eerste deel, bl. 77), was de oudste van de tien Kinderen van Heer RUTGER TULLEKEN, in leeven Burgemeester der Stad Arnhem, en werd, den 28sten Junij 1580, Rekenmeester der Provintiaale Rekenkamer van Gelderland. Deeze Heer RUTGER TULLEKEN, RUTGERS Zoon, had in Huwelijk GEERTRUIJD GAIJMANS, Zuster van HILLEKEN GAIJMANS, (van welk Gedacht SLICHTENHORST, in zijne Geldersche Geschiedenissen, bl. 306. No. 11. meld, dat reeds Ao. 1494.

GEERARD GAIJMANS Rentmeester der stad Arnhem was; en de Raadsheer WILLEM VAN LOON, in zijn Groot Geldersch Placcaatboek, fol. 27. zegt, dat Ao. 1543. WILLEM GAIJMANS een der Gecommitteerden naamens die stad van Arnhem geweest is, tot het sluiten van ’t Tractaat voor Venlo, met Keizer KAREL DEN V, Hertog van Gelre), die aan zijn ouder Broeder EVERT TULLEKEN, Stamvader van den oudsten Tak van dit, in Gelderland, voor meer dan drie Eeuwen, en in Zeeland meer dan anderhalve Eeuw, bekend Geslacht, gehuwd was.Heer ARNT TULLEKEN had in Huwelijk HILLEKEN HUIJBRECHTS, waarbij hij verwekte twee Dochters, I. JANNETTE en II. JOHANNA; VAN welke hier na breeder.

Volgens de Lijst der Ed. Achtb. Heeren Burgemeesteren der stad Arnhem ter Secretarij van die stad berustende, als mede uit de Raadssignaten, Commissien en Politie Boeken van dezelve, blijkt, dat aldaar, zedert den afloop van twee Eeuwen, een twaalftal van dit Geslacht als Burgemeesteren vermeld worden, als:

1579. RUTGER TULLEKEN.
1587. Deeze ARENT TULLEKEN.
1637. ABRAHAM TULLEKEN.
1652. ARNOLD TULLEKEN.
1676. JOHAN TULLEKEN, EVERTSZ.
1678. WILLEM TULLEKEN.
1682. GIJSBERT TULLEKEN.
1697. WILLEM TULLEKEN.
1703. ARNOLD ANTHONIJ TULLEKEN.
1703. DERCK TULLEKEN.
1740. GIJSBERT TULLEKEN, J. C. FIL.
1750. GIJSBERT TULLEKEN, W. FIL. (*)

De waardigheid, waar in wij hem hier gemeld vinden, bekleedde hij nog verscheiden maalen.

(*) Die heden 1781, zo als reeds gezegd is, als Regeerend Burgemeester, die waardigheid bekleed, benevens zijnen Neef Mr. ARNOLD ANTHONIJ GAIJMANS, Zoon van den Raadsheer JOHAN GAIJMANS, Descendenten van HILLEKEN GAIJMANS en EVERT TULLEKEN voorn. Zijnde deeze Heer A. A. GAIJMANS, van Moeders zijde, een achter-Kleinzoon van den Heer OSWOLD TULLEKEN, die Ao. 1703, Burgemeester te Hattem werd, en 1706, volgens Reces des Landschaps Boek van Gelderland, in plaatze van den Overleedenen Heer WOLFF VAN HAERSOLTE tot YRST, werd aangesteld tot Hooft-Schout der gemelde stad; welk Ampt door zijn Ed. meer dan vijftig jaaren bekleed is, zijnde overleden den 16den Augustus 1757, na dat zijne Wel Ed. in de meeste aanzienlijke Staats-Kollegien Sessie gehad, en de Burgemeesterlijke waardigheid, in het jaar 1755, had afgestaan aan deszelfs Kleinzoon, den Heer en Mr. OSWOLD TULLEKEN, die daar mede, bij acte van wijlen haare K. H. op Zoestdijk, den 6den Augustus van dat jaar, is begunstigd geworden.

Volgens aanwijzing der gedrukte Kaart en Lijst der NAAMEN en WAPENEN van de Heeren Canzelers, Ordinaris en Extraordinaris Raaden in den Hove' des Furstendumbs Gelre en Graafschap Zutphen, zedert deszelfs oprichting, door Keizer KAREL DEN V, in den jaare 1545; als mede de Naamen en de Wapenen van de Heeren Raaden en Rekenmeesters in Gelderland, zedert de oprichting van de Kamer van Rekening, door Koning FILIPS DEN II, in den jaare 1558, met bijvoeginge wanneer dezelve hebben Sessie genomen, was hij, den 11den Julij 1604, aangesteld tot Raadsheer in den Provintiaalen Hove van Gelderland.

Heer ARNTS Vader, RUTGER TULLEKEN, (hier boven gemeld) was de de de Zoon van RUTGER TULLEKEN, die, volgens Schepen Acte-Boek der stad Arnhem, van 1551-1555, Kerkmeester der Moederkerke was, en in het jaar 1556, volgens uitwijzing der Respective Leenbrieven, de investituure gekreegen heeft van de Leengoederen, die zijn Vader ARNT TULLEKEN geërfd had van zijner Vader RUTGER TULLEKEN. De leeftijd 1464. of vroeger, van deezen laatstgenoemden RUTGER TULLEKEN, Over-Oud-Grootvader van den Curator voorn., zo als ook die van zijne Vrouw en derzelver Descendenten, is, in een onafgebrooke orde, afteleiden uit de onderscheidene Leenbrieven van de jaaren 1496, 1497 en 1498, waar bij op hun de gemelde Leengoederen verheft werden, welke, met de Successive Leenbrieven, nog heden ten dage, en dus geduurende den tijd van bijna drie honderd jaaren, onder hunne afstammelingen bezeten worden.

In het jaar 1509 werd, door de Voogden van de twee minderjaarige kinderen van deezen Heer RUTGER TULLEKEN, (die, gelijk wij zeiden, leefde in het jaar 1464 of vroeger) en deszelfs oudste Zoon Heer ARNT, eene Magescheid geslooten over de nalaatenschap van hunne ouderen; waar bij aan den meerderjaarigen Zoon ARNT, door gemelde Voogden, alle de Leengoederen werden toebedeeld, „mitsgaders dat Huijs daar zijn Vaeder und Moeder vuur toe woner plegen, gelegen enz.” zijnde dit Familie-verdrag, of scheiding door de Voogden, waar onder ook is GAART GAIJMANS, en belanghebbende, behoorlijk geverifieerd en bezegeld. Welke Origineele Magescheid, benevens veele andere stukken, tot deeze Familie behoorende, berustende zijn onder de oudste leeden deezer Familie, den Heer en Mr. WILLEM JAN TULLEKEN, Oud-Burgemeester der stad Hattem, en Leen-Griffier der Provintie Gelderland, en den Heer en Mr. GIJSBERT TULLEKEN, J. C. FIL, Oud-Burgemeester der Stad Arnhem, Ontvanger Generaal der Provintie van Gelderland over het Kwartier van de Veluwe.

De oudheid en Uitgebreidheid van dit Geslacht, zo in de klimmende als daalende Linië, zal ons blijken uit de nevensstaande Tafelen, getrokken uit het Genealogisch Stamboek deezer Familie, reeds voor anderhalve Eeuw bij een verzamdd, en met Authentike bewijzen bevestigd.

Uit deeze Tafelen zal ook blijken, dat van deezen Stamvader RUTGER TULLEKEN, wiens leeftijd hier boven is aangewezen, geduurende den loop van drie Eeuwen, ten minsten zeven honderd en vijftig Descendenten, tot in de twaalfde Generatie, zijn voortgesprooten, waar van ’er in ’t jaar 1777 nog meer dan veertig in leeven zijn, die allen den naam van TULLEKEN dragen, en een van die (zijnde de Heer Mr. RUTGER TULLEKEN, Leen-Griffier der Provintie Gelderland), nog bezitter en bewooner van een huis te Arnhem, dat bijna twee Eeuwen aan dit Geslacht behoord heeft.

De oudste, dien men van dit Geslacht vindt aangeweezen, is WILHELMUS TULLEKEN, die, ten jaare 1267, geleefd heeft, zo als uit twee, Origineele bezegelde Schepenbrieven, op parkement en in ’t Latijn, waarbij aan dezelven eenige goederen werden opgdragen, ten vollen blijkt, en waarbij in aanmerking komt, dat gemelde WILHELMUS TULLEKEN, Ao. 1267, reeds meerderjaarig moet geweest zijn, wijl hij anders in eigen persoon geene goederen zoude hebben konnen aankoopen, of die aan hem voor Schepenen zouden kunnen overgedragen zijn geworden; en hij dus geleefd heeft omtrent dien tijd, dat Arnhem tot een vrije Stad geëligeerd en met verscheidene notable Voorregten en Privilegiën begiftigd is; onderen anderen „dat die stad sal mogen regiert worden, met een Raad van twaalf Schepenen, welke aldaar geboren zullen worden &c. gegeven door OTTO, Graave van Gelder und Zutphen, Anno ab incarnatione Domini Millesimo ducentesimo tertio, tertio Idus Julii; en door REINOLDUS DEN EERSTEN, Graave van Gelder, geconfirmeerd, datum et actum Brummen, Anno Domini MCCC duodecimo, feria tertia in Crastino Bonifacii Martyris; berustende, onder andere zeer keurig geconserveerde Documenten, ter Secretarij der Stad Arnhem."

Hier op volgen WILHELMUS en GODEFRIDUS TULLEKEN, wier beider leeftijd mede beweezen wordt uit verscheidene dergelijke bezegelde Brieven, van de jaaren 1364, 1365, 1357, 1371, 1374 en 1377; wordende, onder andere, in die van 1377 WILHELMUS TULLEKEN, uitdrukkelijk, de Vader van GODEFRIDUS TULLEKEN genoemd.

Behalven deeze voorgemelde Brieven, blijkt hun leeftijd vooral uit een OVERDRAGT of STATUIT, beraamd, door BURGM: SCHEPEN: und RAAD der Stad Arnhem ten jaare 1376, waarin deeze WILHELMUS en GODEFRIDUS TULLEKEN, uitdrukkelijk, als Concurreerende Leden met de Magistraat genoemd worden.

Ook word, 1368, melding gemaakt van HENRICUS TULLEKEN, naar alle waarschijnlijkheid, Broeder van den voornoemden GODEFRIDUS, die, zo veel men kan nagaan, tot den Geestelijken Staat behoord heeft.

Volgens inhoud van zeker Register en Wapen-boek van een Broederschap te Arnhem, bestaande uit veele Edellieden en Notable Burgers, begonnen in den jaare 1424, en heden ten dage nog subsideerende, word, onder anderen, ARNT TULLEKEN, Ao, 1435, als medelid aldaar vermeld. Gelijk ook daarin verscheidene Naamen en Wapens, zo van TULLEKEN als GAIJMANS, in vroegere en laatere tijden gevonden worden.

Nog vindt men gemeld WILHELMUS TULLEKEN, Ao, 1456, door Huwelijk vermaagschapt aan de aanzienlijke Familie van GRUUTHUIJSEN; hebbende verscheidene Zoonen en Dogters nagelaaten, waarvan de meeste Dogters zig tot den Geestelijken staat begeeven hebben.

JOHANNA, (zijnde de oudste JANNETTE ongehuwd gestorven) de tweede Dochter van Heer ARNT voornoemd, was in den Echt verbonden met SAMUEL DE VOS, Zoon van PIETER DE VOS, die, zo als de geleerde Heer J. VAN IPEREN meld, volgens een fraaije inscriptie op zwart Marmer, in een Kapel tegen den Muur, in de groote Kerk te Veere, aldaar Secretaris is geweest, na dat hij, reeds Anno 1574, mits de Spaansche Oorlogen en Vervolging om de Religie, zijn Vaderland en Geboorteplaats, de Stad Gent, (alwaar zijn Vader JAN DE VOS, Voorschepen geweest was) verlaaten had, gelijk ook zijn Zoon ABRAHAM, bij opvolging, te Veere, Secretaris geweest is.

Volgens SMALLEGANGE, Chronijk van Zeeland, is dat Ampt van Ao. 1574 tot 1663 en vervolgens, en dus bijkans een Eeuw, in die Familie geweest.

Door de Huwelljksvereeniging van deeze JOHANNA TULLEKEN met SAMUEL DE VOS; door die van GAART TULLEKEN, Broeder van onzen Heer ARNT, met de Zuster van gemelden SAMUEL DE VOS, en van DANIEL TULLEKEN, Jonger Broeder van denzelven Heer ARNT, met LAURENTIA DE VOS, Dogter van FRANÇOIS DE VOS, die een Broeder was van ADRIAAN DE VOS, welke, volgens SMALLEGANGE van Ao. 1580 tot 1598, tienmaal het Burgemeesterschap te Veere bekleed heeft, en ook van PIETER DE VOS, zo even gemeld, is het Geslacht van TULLEKEN, ’t welk, zo als wij gezien hebben, reeds zedert het jaar 1267, in de Provintie Gelderland, en wel binnen de Stad Arnhem, geplaatst was, in die van Zeeland gedeeltelijk overgebragt.

De verplaatzing van twee of drie takken van deeze Familie naar Zeeland, schijnt reeds voor meer dan anderhalve Eeuw geschied te zijn, volgens verscheiden bewijzen, uit de Doop- en Trouw Boeken der Steden Middelburg en Veere; en Ao. 1611, waren zij, volgens het Zarkschrift op hun Familie-Graf, reeds te Middelburg gevestigd. Zijnde omtrend dien zelfden tijd, door RUTGER TULLEKEN, derden Broeder van den Harderwijksche Curator, een andere Tak van die Familie naar ’s Hertogenbosch verplaatst; zo als ook verscheidene nakomelingen van EVERT en RUTGER voornoemd, zig naar andere Steden van Gelderland hebben uitgebreid.

Zie verder eenige bijzonderheden, dit Geslacht betreffende, bij J. VAN IPEREN, Redenv. op het twee honderd Jaarig Jubelfeest der Nederl. Vrijheid, uitgesproken te Veere 1772, in 8vo.

< >