Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

ARNOLDI, Nicolaas

betekenis & definitie

Hoogleeraar in de Godgeleerdheid te Franeker, werd geboren te Lesna in Polen, op den 17den December van het jaar 1618. Zijne Moeder, die Weduw geworden was, toen hij nauwlijks den ouderdom van drie jaaren berijkt had, droeg alle mogelijke zorg voor zijne opvoeding, en schikte hem tot de Letterkunde; de eerste beginselen van onderwijs, genoot hij in zijn Geboorteplaats, onder eenen COMINIUS.

Den ouderdom van vijftien jaaren bereikt hebbende, werd hij door de Sijnode van Astrotog, aldaar Klerk gemaakt. (Men dient hier bij te weeten, dat de Hervormden in Polen dat oude Kerkgebruik, op dien tijd, nog volgden). In ’t jaar 1635 werd hij naar Dantzig gezonden, en drie jaaren daarna keerde hij naar Polen te rug, om ’er zig verder in de Godgeleerdheid te oefenen. Ao. 1639, werd hij als bestuurder der Latijnsche Schoole, naar Podolie gezonden; ook werd hij aldaar Huis-Predikant van een voornaam Heer. Dan, zijne bekwaamheid spoedig ruchtbaar wordende, vond men raadzaam, hem gelegenheid te geeven, dezelve op een der Hooge Schoolen verder te volmaaken. In ’t jaar 1641, ondernam hij een reis naar de Nederlanden. Allereerst landde hij te Franeker, alwaar hij, door het onderwijs van zijn Landgenoot, MACCOVIUS, groote vordering maakte. Niet minder bevoordeelde hij zig met de Lessen van den vermaarden COCCEJUS. Van daar begaf hij zig naar Groningen, Leiden en Utrecht, en keerde, in ’t jaar 1643, naar Franeker te rug.

In het jaar daaraanvolgende, begaf hij zig naar Engeland; doch door de Koninglijke troepen verhinderd wordende te Oxford te komen, reisde hij te voet naar Cambridge, alwaar hem belet werd, lessen te hooren, wijl alle de Hoogleeraars in de Godgeleerdheid gevangen gehouden werden. Te Franeker te rug gekomen zijnde, ving hij aan te Prediken, en voldeed in de Nederduitsche taal zo wel, dat hem afgeraaden werd weder naar Polen te rug te keeren. Tot den Predikdienst bekwaam gekeurd, begaf hij zig in den Echt, met eene Friesche Jongvrouw, en werd kort daarna te Beetgum beroepen, alwaar hij verbleef tot het jaar 1651, zonder tot andere beroepingen te kunnen overgaan; in het gemelde jaar werd hij te Franeker, de opvolger van zijnen Leermeester JOH. COCCEJUS.

De Huisvrouw van ARNOLDI stierf in ’t jaar 1652, en na verloop van één jaar, begaf hij zig weder in den Echt met ANNA PIJBINGA, Dogter van een Burgemeester te Franeker, en Weduwe van een Leeuwaarder Advocaat. Bij deeze werd hij Vader van Vijf Zoonen en vier Dogters.

Met grooten lof van bekwaamheid, bekleedde ARNOLDI zijn ampt tot aan zijnen dood toe, die voorviel op den 15den October 1680, nalaatende zijne Werken, als getuigen van zijne bekwaamheid en naarstigheid.

Zie BAIJLE, Dict.

< >