was de Zoon van BOUDEWIJN DEN KAALEN, derden Graaf van Vlaanderen. Hij volgde zijnen Vader op, doch met vermindering niet alleen van Kamerijk, maar ook van Bologne, St. Pol en Gisnes; als die, onder den naam van het Graafschap van Boulonge, door zijnen Vader waren gegeeven, aan zijnen tweeden Zoon ADALOF, om die eeuwiglijk van de Graaven van Vlaanderen te Leen te houden.
ARNOLD, de Heerschappij van Vlaanderen, van het jaar 918 tot 958, met groote voorzichtigheid bestuurd hebbende, nam zijnen Zoon BOUDEWIJN, dien hij verwekt had bij ALEID, Dogter van HERIBERT, Graave van Vermandois, ter hulpe. Gemelde BOUDEWIJN overleed, in het jaar 961; en drie jaaren daarna stierf ook ARNOLD, afgemat door het Graveel. Zijne afbeelding, zo wel als die der andere Graaven van Vlaanderen, is door J. MEIJSSENs, 1663, te Antwerpen, kunstig in ’t koper gebragt.
Zie O. DE WREE, Zegelen der Graaven van Vlaanderen, bl. 2 en 3.
