bekwam ten Echt, de zo doorluchtige als schoone ELISABETH, Dochter, niet van Keizer HENDRIK DEN VIERDEN, gelijk eenige willen, maar van THIBAUT, Broeder des Hertogs van Bar en Lotharingen. Haare Grootmoeder was de Dogter des Konings van Frankrijk, geteeld bij JOLENTA, Dogter van Graaf ROBBERT van Vlaanderen, eenige Zuster van ROBBERT, eersten Hertog van Bar, wiens Echtgenoote was MARIA, Dogter van Koning JAN van Frankrijk. Zij bracht hem ten Huwelijk, het Stedeke en de Heerlijkheid Pierepont, in het Vermandois, dat weleer aan het Huis van Arkel behoord had. OTTO, die van sommigen bijgenaamd word de Dappere, versloeg den Proost van [i]St.
Maria[/i] te Utrecht, toen deeze het Jus Collationis, of het recht van schattinge op zijn Erfgoed, en Schoonrewoerd aan zig wilde trekken; allen, die met dagvaardinge en banbrieven, zig onderwonden in zijn gebied te komen, deed hij vangen en verdrinken; ook wist hij, door middel van zijnen behuwd Broeder, den Kardinaal REINERIUS VAN BAR, bij het Hof van Rome absolutie te verkrijgen, tegen alle de vonnissen, ten zijnen nadeele uitgesproken. Voor ’t overige hield hij een zeer goed bestuur, duldende in zijne Landen Doodslagers, Woekeraars, Overspeelders noch Maagdeschenders, waarvan hij blijken gaf aan den eerloozen Bedrieger HENDRIK KANNEMAKER, spotswijze genaamd de Kindermaker: zie KANNEMAKER. De Dordrechtenaars, die de burgers van Gorkum en anderen met hun Stapelrecht dwingen wilden, toonde hij, wat het was hem te beledigen; doende hun het gewigt zijner gramschap gevoelen, hunne voorbij Gorkum vaarende Schepen aanhouden, de Wijnen aan de zijnen ten beste geeven, en vergoedende dus de schade, die zij geleeden hadden. Groote verwoestingen heeft hij, in het Land van de Heeren van Termeide of Ameide, en ook in dat van zijnen Schoonzoon VAN VIANEN aangerecht, verbrandende Ameide en Merkerk, om reden dat de laatsten twee Gorkummers hadden doodgeslagen, en twee andere zwaar gekwest, om een Boom, die op een onrechtvaardige wijze verkocht was, en waar over Heer OTTO recht verzocht, dat hem, door den Heer van Vianen, geweigerd was.
Door Hertog ALBERT VAN BEIJEREN, als Graaf van Holland en Zeeland, werd OTTO, met veele Ridders, aan den Koning van Engeland gezonden; intusschen stierf Graaf JAN VAN KLEEF. De Moeder van Heer OTTO was eene Dogter geweest van Graave OTTO VAN KLEEF, oudsten Broeder van den overleedenen Graaf JAN. OTTO waagde op deeze Erffenis eenen kans, met behulp van Hertog EDUARD van Gelder, tegen ADOLF VAN DER MARK, zonder dat het hem gelukte, doordien Kleef een kwaad leen was, dat op geene Vrouwen kon overgaan, en dus ook, uit hoofde van zijne Moeder, op hem niet versterven kon, en op zijn Moeders Broeder, de Graaf van Kleef, moest verlijd worden. Heer OTTO beriep een Ridderlijk Tournoij binnen Gorinchem, dat met de tegenwoordigheid van den Hertog van Gelder, den Graave van Holland en andere Grooten vereerd werd. Hier verzoenden de Hoekschen en Kabeljaauwschen in zo verre, dat men, geduurende eenige jaaren, niets van dien verderflijken twist hoorde. Hij stierf op Paaschavond, Ao. 1396.