Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

ANTONIE (DE SCHILDER)

betekenis & definitie

bijgenaamd DE SCHILDER, een Man, die zig, ten dienste van de goede zaak der Nederlanders, in meer dan éénen gevaarlijken aanslag, had laaten gebruiken. Voor eerst wordt van hem getuigd, dat hij een der voornaamsten was, die de verrassing van Bergen in Henegouwen, voor Graave LODEWIJK VAN NASSAU, mooglijk gemaakt had.

Behalven andere bedrijven, wordt van hem gemeld, dat hij zig gewillig toonde, ten voordeele van die van Haarlem, den Dijk tusschen Amsteldam en Naarden, met eenig Volk, inteneemen. Doch deeze aanslag werd door de Amsteldammers verhinderd. In den terugtocht werden deeze door de Spanjaarden ontdekt, en meest allen gedood. Het hoofd van ANTONIE, en van eenen anderen, DE KONING genaamd, werd door de Spanjaarden in de Stad geworpen; tot weerwraak hiervan, deeden de Haarlemmers twaalf gevangene Spanjaarden het hoofd afslaan, en dezelve in een Vat bekuipt hebbende, vervolgens van een Molen afrollen, tot in de loopgraven der Spanjaarden, met dit bijschrift: „De Haarlemmers zenden deeze schatting van den tienden Penning aan ALBA, en hebben ’er tot intrest nog twee willen bijvoegen.” Dus verhaalt BENTIVOGLIO dit bovenstaande, in zijne Nederlandsche Historiën, bl. 171. Dan noch AMPSING, noch BOR, noch HOOFT, noch N. VAN ROOSWIJK, in zijne Beschrijving van het beleg van Haarlem, maken van deezen ANTONIO DE SCHILDER het minste gewag, maar wel van PHILIPPUS DE KONING, die, volgens HOOFT, Kapitein was, en, door mistig weer, met 2000 Man, ongelukkig verdwaalde; allen zeggen, dat de twaalf persoonen, wier Hoofden den Spanjaarden wierden toegezonden, waren, drie Zoetelaars van Amsteldam, één Waal en agt Hoogduitschers. Dus konnen wij voor de egtheid van dit verhaal van BENTIVOGLIO niet instaan.

< >