Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

AMSTEL, GIJSBERT OF GIJSBRECHT VAN

betekenis & definitie

de eerste van dien naam, en Zoon van EGBERT, word in ’s Lands Geschiedverhaalen niet vroeger vermeld, dan tusschen de Jaaren 1174 en 1176, wanneer hij tegenwoordig was bij ’t maaken van den zoen van Zijnen Vader, met den Bisschop GODEFRIED, op bevel van den Keizer, zo als wij hier boven zagen. Beroemder werd hij, door zijne hulp, toegebracht aan de Ongelukkige Graavin ADA, en haaren Gemaal, met die, van Haarlem, naar Utrecht te doen vlugten.

Schoon GIJSBERT hier bij niets verrichtte, dan waartoe hij als Stadhouder en Leenman van den Bisschop verplicht was, zo kwam hem dit zeer duur te staan, wijl de Kennemers en Friezen, uit wraak, gelijk wij zagen, in de beschrijving van ’t Slot, hetzelve, in ’t Jaar 1204, door een brand verdelgden, den Dam in den Amstel doorstaken, en gantsch Amstelland afliepen. Hij, die als een dapper doch ongelukkig Krijgsman bekend staat, werd, ten dienste van den Bisschop, andermaal, in ’t Jaar 1227, in den Oorlog tegen den Kastelein van Koeverden ingewikkeld; de eerste kostte hem zijn goed, en deeze bijna zijn leven. ROELOF, de Kastelein, lokte den Bisschop en die met hem waren, in eenen moerassigen oord, en versloeg hen geheel en al; veelen, waar onder zelf de Bisschop, lieten ’er het leven bij. Onder de Gevangenen bevond zig GIJSBERT, die deerlijk gewond was.

’Er word verhaald, dat de Graaf van Gelder en GIJSBERT van hunnen Overwinnaar verlof kreegen, om tegenwoordig te zijn in ’t Kapittel, tot op de verkiezing van eenen nieuwen Bisschop; dat zij, van wegen hunne wonden, op bedden in de Vergadering gedragen werden, aldaar een ieder, door hun geklag, tot medelijden bewoogen, en smeekten, dat de Kerk, tot wier dienste zij gestreeden hadden, hun ontslag bewerken zoude; dat de Vergadering terstond trad tot de verkiezing van WILLEBRAND, een wijs en verstandig Man, om wraak te oeffenen; dat de Vergadering, bij deszefs komst uit Italië, besloot, dat de Gevangenen, van hun woord om te rug te keeren, ontslagen zouden zijn: alzo de Kastelein niet alleen een Onderdaan, maar een Verbannene was, en niet hooger dan als een Oproermaaker gehouden werd; welk besluit door den nieuw gekorenen Bisschop bevestigd werd.

Weinig meer vind men van deezen GIJSBERT, die toen reeds een bedaagd Man moet geweest zijn, gemeld, als dat hij, in 1233, tegenwoordig was in eene onderhandeling met Graaf WILLEM, over eenige Goederen in Benschop; waaruit tevens blijkt, dat hij zig toen al met den Graaf, over de zaak van ADA en den Graave VAN LOON, moet verzoend hebben. Twee jaaren te vooren, leest men dat hij zijn steenen Huis te Utrecht, aan Graave FLORIS, had opgedragen, en weder van hem te Leen ontvangen, en daar voor hulde en Manschap verpligt was. In 1225, was hem, door Bisschop OTTO, zo als eenigen melden, ’t Gerecht van Muijden, Weesp en Diemen alleen opgedragen.

Zijne Kinderen waren ENGELBERT, WILLEM en DIRK; zijnde de laatste, volgens VAN LEEUWEN, die geene, waaruit het Geslacht van Beveren is voortgekomen.

< >