Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

AMERONGEN, Theodorus de Rhede van

betekenis & definitie

staat, in de Kerklijke Oudheden, bekend als een Man, die in den beginne der opkomende beroerten, wegens den Godsdienst, het Geestelijk bestier over de Stad Wijk en omliggende Dorpen had; wijders dat hij afkomstig was, uit een oud Adelijk Geslacht in de Provintie Utrecht; als mede dat hij de Leere der nieuwgezinden, (zo als daar in gezegd wordt) had aangenomen; doch zedert weder tot het oude Geloof te rug gekeerd, en tot de Maatschappij der Jesuiten was overgegaan. Zie verder het Geslacht van RHEDE.

Zie Kerkl. Oudh. van Utrecht, II. Deel, bl. 106.

Het Wapen van dit Geslacht vindt men op drie verscheiden wijzen:

I. Een Schild, verdeeld in drie faces of balken waar van de bovenste en onderste van Zilver zijn, en de middenste een rooden grond heeft.

II. Een Zilveren Schild, waarop in het midden een rood Molenrad.

III. Een Schild, hebbende een rood Veld, welk door een Zilveren balk uit den linkerhoek van boven, naar den rechter benedenhoek doorsneden is; hebbende boven en onder, links en rechts, drie Zilveren Lelijen.

< >