L. Admiraal van Holland en Wesfriesland, werd, in den Briel, in ’t jaar 1646, uit een aanzienlijk en bekend Geslacht gebooren.
De Vice Admiraal WITTE WITTEZOON, in ’t jaar 1658 in den Zond gesneuveld, was zijn Oom. In ’t jaar 1665 werd hij, na alvoorens vier jaaren de Zee bebouwd, en verscheiden proeven aan dapperheid en bekwaamheid gegeeven te hebben, Luitenant op het schip van Kapitein KLEIDIJK, die mede zijn Oom was, en een man, wiens nagedachtenis lof verdient, om reden dat hij, daar anderen hunnen plicht, schandelijk verwaarloosden, zig als een man van Eer en Moed betoonde, wiens voorbeeld door ALMONDE gevolgd werd. Want geduurende de Ziekte van zijnen Oom, was hem het scheepsbestier aanbevolen, en gedroeg hij zigzodanig, dat het hem tot hooger bevordering strekte, en hij vervolgens Kapitein werd op ’t schip Dordrecht, voorheen door gemelden KLEIBERG gekommandeerd. Kort daarna werd hij, met dit en nog 10 andere schepen, tot herstelling van geleedene rampen, en geneezing der zieken, naar de Havens van den Staat opgezonden.In ’t volgende jaar 1668, in den beroemden Zeedag van den 11, 12, 13 en 14 Junij, voerde hij het zelfde schip, en was daar mede onder het eerste Esquader van den Luitenant Admiraal DE RUITER. Tot zijnen Lof behoeft niets anders gezegd te worden, dan dat zijn gedrag zijne jaaren te boven streefde. Onder ’t Artikel ZEESLAGEN zullen wij nader aanwijzen, welk een gevoelige neep den Engelschen daar bij werd toegebracht, die nog nog sterker zou geweest zijn, zo niet een zwaare mist de Hollanders belet had, hunne vijanden te vervolgen. ALMONDE deelde in den lof, daar bij behaald. In de verdere Zeeslagen, in dat Jaar voorgevallen, was hij zig zelven altoos gelijk, in beleid en dapperheid, ten behoude van ’t Vaderland, schoon alle de onderneemingen niet even gelukkig daagden; welke, echter, dubbel vergoed werden, in ’t volgende jaar, met dien gloririjken togt en landing op Chattam , waar door Engeland, als verbaasd, den vrede te Breda kwam sluiten.
In ’t noodlottig jaar 1672, vond ALMONDE, nevens andere dappere Mannen , dubbele stoffe om te toonen, hoedanig een geest hem bezielde. Hij voerde het schip Wassenaar, met zestig stukken geschut, en bemand met 290 Matroozen als Soldaaten; met deeze verrigtte hij eene daad, die den naam van dapper verdiende. In den vermaarden Zeeslag van den 7den Junij, waar aan de vrijheid van Nederland grootendeels hing, waren, in ‘t hevigste van ’t gevecht, vijf Engelsche schepen van de blaauwe Vlag te loefwaart boven den Admiraal DE RUITER geraakt, die, met twee Branders, de vertooning maakten, op hem te willen afkoomen: ALMONDE alleen, met nog één Snaauw, hield zig zeer nabij agter hem, terwijl de andere Schepen verder afgescheiden waren. De Branders zette den het op DE RUITER aan; doch onze Held plaatste zig tusschen dien Zeeheld, en de Branders. DE RUITER zou dezelve op zijn geschut hebben moeten ontvangen, naardien beide zijne sloepen in den grond, of aan stukken geschooten waren: ALMONDE zocht hun aftekeeren; doch wat moeite hij, met zijn geschut en sloep, ook deed, kon hij, evenwel, niet beletten, dat de eene Brander in zijn Bezaans wand vastraakte, zo dat hij voor verlooren gerekend werd: zijn moed en arbeidzaamheid, echter, die hem zijn wand deeden kappen, verlosten hem van den Brander, die toen achterom drijvende, vrugteloos door eigen vuur verteerde. De tweede Brander, dit ziende, liep agter DE RUITER om; waar door hij van het dreigende gevaar verlost werd.
In de maand September des jaars 1673, werd ALMONDE Kommandeur van eene vloot, voor Goeree leggende, en in de maand October Schout bij Nacht, voor ’t Collegie ter Admiraliteit van Rotterdam, Na dat, in ’t jaar 1676, de Admiraal DE RUITER, omtrent Palermo, gesneuveld, en de tijding daar van, door den Predikant WESTHOVIUS , in ’t Vaderland gebracht was, ontving onze Schout bij Nacht ALMONDE last van den Staat,om terstond, over Land, naar Napels te reizen, werwaards de Vloot, met het Lijk van den Admiraal, gekeerd was, aldaar het bevel over de Vloot te aanvaarden, en twee Schepen, met het gemelde Lijk, op te zenden; welke order, echter, naderhand, veranderd werd.
ALMONDE kwam, op den vierden September, te Napels, en gaf aan de Kapiteinen bevel, zig van alles ten spoedigsten te voorzien, om zee te konnen kiezen, en de Vloot, die derwaarts kwam, te gemoet te zeilen. Doch, op den vierden October, onder zeil gegaan, en, den 3den der volgende maand, in de Baaij van Cadix gekoomen zijnde, ontving hij order, met de vloot, naar ’t Vaderland te keeren. Den agttienden daar aan volgende stak hij, diensvolgens, in Zee, en kwam, met het Lijk van DE RUITER, den tienden December, voor ’t Vaderland. Weer en wind beletteden het binnenloopen, en noodzaakten hem, na de Havens van Engeland over te steeken, alwaar hij moest blijven leggen, tot in de maand Januarij van het volgende jaar: niet vóór den 30sten dier maand kwam hij op de Ree van Hellevoetjsuis voor anker. In het zelfde jaar, bracht ALMONDE niet weinig toe tot de zege, door C. TROMP, op de Zweedsche magt behaald, waar door zij Denemarke buiten gevaar stelden. Beroemd maakte zig onze Zeevoogd door den tocht naar Engeland, met den Prins van Oranje, in ’t jaar 1688. Grooter roem, nogthans, behaalde hij, in den slag tegen en tennadeele van den Franschen Vlootvoogd TOURVILLE, op de hoogte van Kaap La Hogue, in ’t jaar 1692, waar van de gelukkige uitkomst aan ALMONDES oordeel en goed beleid, wordt toegeschreeven. Want, in den Krijgsraad der Engelsche en Nederlandsche Vlooten, goedgevonden zijnde, dat de Admiraal RUSSEL eene Expresse zou afzenden, ten einde de laatste bevelen der Koninginne te vraagen, stelde ALMONDE voor, midlerwijl naar de Fransche kust over te steeken. RUSSEL bewilligde in dien voorslag, en deed de Vloot nog dien eigen nademiddag onder zeil gaan. Daags daar aan hadden zij ’t geluk, den gemelden Admiraal TOURVILLE zodanig te slaan, dat Frankrijks zeetmagt, door’t verbranden van 12 haare kloekste schepen, vernield, de overige uit zee gejaagd werden, en onze vlooten de Heerschappij op zee behielden. Van zo veel gewicht was deeze slag, dat men reekent, zeden den zeeslag, door DON JAN, bij Lepante, in ’t jaar 1571, aan de Turken gelevert, geen groter overwinning, op éénen dag, bevochten te zijn. Uit de gevangenen verstond men, dat de Koning, door drie onderscheidene vaartuigen, aan TOURVILLE order gezonden had, om met de vloot naar Brest te zeilen, en zig in geen gevecht met den vijand in te haten. De gelukkige uitdag van dien zeetogt zou gemist hebben, ware niet de raad van ALMONDE opgevolgd.
Niet minder lof en eer heeft deeze Zeeheld behaald, in de zo befaamde togten, naar de Fransche en Spaansche Kusten, inzonderheid in de verovering en vernieling van de Spaansche Westïndische Vloot, in Vigos; als ook van de Fransche Esquaders aldaar, onder den Heer DE CHATEAURENAUD, van welken men in de Vloot met zekerheid onderricht was, dat hij te Vigos was ingelopen. Schoon de Engelsche Admiraal ROOKE, nevens de meeste Engelsche en Nederlandsche Vlag-Officieren, om dat het saisoen te verre verlopen was, aandrongen op het gevaar, om op die gevreesde Kust, in de Maand October, de Spaansche en Fransche Vloten aantetasten, bragt, echter, de Admiraal ALMODE in ’t midden, dat hij, nu vier en twintig Janren geleden, aldaar geweest was, en men ’er niet meer, dan elders, te vreezen hadde; ook bewees hij de mogelijkheid der onderneeminge. Zijn voorstel vond ingang; en de gelukkige uitkomst diende hem tot geen kleine eere. Zedert is zijn naam door gantsch Europa beroemd geworden.
Men vindt aangetekend, dat hij, door het donderen van het Geschut, in zeker gevecht, de scherpheid van het gehoor zo verre verlooren had, dat men hem onder de hardhoorenden reekenen moest. Voorts wordt hij beschreeven, als beleefd en minzaam van aart, eerlijk en manhaftig, doch teffens bezadigd van gemoed; en dat hij nog grooter blijken van zijne dapperheid zoude gegeeven hebben, ten minsten terwijl hij Luitenant Admiraal was, hadde men hem vergund, met magtiger Vlooten in Zee te gaan. Maar de Staatkunde van dien tijd scheen het veiliger te agten, met kleine smaldeelen elkanderen afbreuk te doen, dan met grootere Vlooten de gantsche macht op de bruisschende Wateren te waagen. Zijn leeven, dat altoos als roemruchtig zal herdacht worden, heeft hij, die zo veelmaal den dood als in den mond gelopen had, in zijn Vaderland, met een vreedzaam sterven, geëindigd, den 6 Januarij 1711, op zijne Hofstede Haaswijk, bij Oestgeest, in den ouderdom van 66 Jaaren en 10 dagen.
In de Katharina Kerk van den Briel, is naderhand, door de Wel Edele Heeren, PIETER en WILLEM, Zoonen van den Wel Ed. Heere JACOB VAN ALMONDE , ter eere van hun Vaders Broeder, onzen PHILIPS VAN ALDEMONDE, eene heerlijke Graftombe opgerigt, afgescheiden met een IJzeren Hek. Deeze Tombe verbeeldt een zeer sierlijken en konstig gehouwen Grafnaald, van fraai geäderd en verscheidenlijk gekleurd Marmer, boven op den top van welken vertoond word het Wapen, Schild en Bord des Admiraals, met zwart Fluweel van binnen bekleed, gelijk het Wapen van deezen Held ook gezien wordt in wit Marmer, in een cirkel, uitstekende even boven den zwarten Steen van het opschrift; zijnde van boven overdekt met een zeer groote Zeeschulp, met haare randen naar boven uitsteekende, omringd met eenige Vaandels, Kanon, enz. boven welke versiersels, met de tanden naar om hoog zig verheffende, uitkomt-een Neptunus Drietand, van wit Marmer gemaakt.
In gemelden zwarten Steen leest men, met gouden Letteren
MEMORIAE AETERNAE
Nobilissimi & Fortissimi viri,
PHILIPPI VAN ALMONDE,
Holl. & Westvr. Archithalassi;
Qui Prudentia rei navalis & militaris, consilio,
& virtute , praelarissimorum Imperatorum Gloriam
aequavit, & post gravissimos, terra mariq. labores
exhaustos, & multa , pro Libertate & splendore
Patritae, fortissime & felicissime pugnata praeslia,
Fatalem dient, vi morbi oppressus , obiit in fecessu
Haesvicano, A, D. VI. idus Januani anni 1711. cum
vixisset annos 66. dies 10.
PETR. ET GULIELM. VAN ALMONDE, JAC. F. F.
Patruo, optime merito, pictatis causa, in Patria civitate, H. M. F. C.
Zie BRAADT, Leven van de Ruiter, op verscheiden plaatzen; ALKEMADE, Beschrijving van den Briel, bl. 54 en 55.