de Zevende van dien naam, onder Aartshertogen van Oostenrijk, in de Nederlandsche Geschiedenissen bekend bij den naam van ALBERTUS VAN OOSTENRIJK, was een Zusters Zoon van Keizer MAXIMILIAAN DEN TWEEDEN, en werd, te Nieustad in Oostenrijk, op den dertienden November des Jaars 1559, gebooren. Zijne opvoeding genoot bij onder het bestier van den vermaarden BUSBEK.
In 1570 werd hij naar Spanje gezonden, alwaar hij, om zijn gedrag, bij den Koning zeer geliefd was. Tot den Geestelijken staat opgevoed zijnde, schonk de Paus hem, in 1577, een der vakante Kardinaals Hoeden. In 1584 werd hij Onderkoning van Portugal, welken post hij bekleedde tot in het Jaar 1595, zijnde het Jaar te vooren aangesteld tot Aartsbisschop van Toledo. Geduurende zijne Landvoogdije in Portugal, had hij zo veel genoegen gegeeven, dat Koning FILIPS hem bekwaam keurde tot het bestier der Nederlanden, werwaarts hij vertrok met 3000 Spanjaarden, die meest al onder de oude Regimenten gestoken werden, en voorzien waren van eene groote menigte ongemunt Zilver. Op den elfden der volgende Maand deed hij zijne Intrede te Brussel, daar hem de Staaten, na ‘t vertoonen zijner lastbrieven, als Landvoogd aannamen.
De Nederlanders vonden zig zeer misleid; zij meenden de Spanjaarden hier door kwijt te zullen raaken: want, schoon FUENTES en HARRA te rug ontboden werden, zagen zij eerlang, dat het opperbeleid des Oorlogs aan Don FRANCISCO DE MENDOZA, Admirant van Arragon, en verscheiden andere Spanjaarden van naam werd opgedraagen. ALBERTUS had zig, door zijne komst, bij de Hollanders en Zeeuwen getragt bemind te maken, en, op dat men iet goeds van hem verwachten zoude, met zig gebracht een groot aantal Nederlandsche Schippers en Schepen, wier ontslag hij bewerkt had; gelijk ook FILIPS WILLEM, oudsten Zoon van wijlen Prinse WILLEM DEN EERSTEN, die, geduurende den tijd van 28 Jaaren, in Spanje gevangen was geweest. Niet zonder reden was men bedugt, dat dit ontslag zoude strekken, ‘t zij ter bevordering van den Vrede, of ter verwekkinge van Tweedragt onder de vereenigde Staaten. In Spanje steunde men op zijne trouwe, om reden dat hij een voorstander van den Roomschen Godsdienst was; de Staaten hadden reden hem hier om teschuwen: want deze, hem schriftelijk geluk gewenscht hebbende over zijn ontslag, verklaarden hem te gelijk, dat de tegenwoordige Oorlog zijne komst op hunne Grenzen, zonder vrijgeleide, niet gedoogde; welk zij hem, bij betere gelegenheid, gaarne zouden doen geworden, alzo zij zig verzekerd hielden, dat hij, die zo veele Jaaren de Spaansche wreedheid beproefd had, niets tegen de Vrijheid van den Staat zoude onderneemen. FILIPS WILLEM, gelyk wy ter zijner plaatze zien zullen, hield zig genoegzaam buiten eenige bedrijven, dewijl hij zag dat bij geene der beide partijen een vast vertrouwen in hem gesteld werd.
De Kardinaal Aartshertog ALBERTUS vond zig gesterkt met een Leger van vijftien duizend Man, waar mede hij meende iets te konnen verrichten. Eerst wendde hij dan het oog naar Frankrijk, werwaards de Vereenigde Staaten, in het voorleeden Jaar, twee Regimenten Voetvolk, onder JUSTINUS VAN NASSAU, gezonden hadden. ALBERTUS belegerde Calais en Ardes, en overmeesterde dezelve; doch gebrek aan toevoer deed hem naar Vlaanderen te rug keeren. Van de Spaansche zijde zocht men hem te beweegen tot het beleg van Oostende; doch MAURITS daar de lugt van krijgende, deed die Stad van alles zo wel voorzien, dat ALBERTUS besloot, dit tot nader gelegenheid uittestellen. In de plaats van Oostende, onderstond hij derhalven Hulst te bemagtigen, waar van hij wist dat gedeeltelijk de veiligheid van Braband en Vlaanderen afhing; dit gelukte hem.
MAURITS had, na de inneeming van Hulst, in 1591, de Graften aldaar wijder doen maaken, en van eenige Werken voorzien; de Zeeuwen hadden op zig genomen, die plaats verder te versterken; doch hun werd nagegeeven, dat zij meer voor ‘t Land dan voor de Stad gezorgd hadden; en ‘t bleek ook dat aan dezelve weinig verbetering geschied was. ALBERTUS bediende zig van eenen in den Krijg geoorloofden list: den Heere VAN RHONE gelast hebbende, over de Schelde in Braband te rukken, even als of het op Breda of Bergen op den Zoom gemunt was, lokte hij MAURITS met de meeste magt derwaarts. GEORGE, Graaf van Solms, was met eene sterke bezetting daar binnen gelaaten. ALBERT zond CLAUDE DE BARLOTTE, met eenige Manschap, tegen de Stad; het gelukte hem bij nacht over de Vaart te raaken, dewijl van de Staatsche zijde zeer slegt wacht gehouden werd; waarop de Aartshertog de Stad naderde. Graaf MAURITS toog mede derwaards, en stelde order binnen de Stad; doch was niet in staat de bemachtigde Plaatsen te herwinnen. Hij hield stand te Kruiningen, van waar hij veel Volks naar Hulst zond.
ALBERT voerde het grof Geschut voor de Stad; de overwinning ging niet zeer gemakkelijk, alzo de tegenstand hevig was. Den zestienden Augustus waren de Belegeraars zo verre doorgedrongen, dat zij de Stad opeischten, waar op een mannelijk antwoord gegeeven werd.
In plaats van te stormen, ondernamen de Spanjaarden de Stad te ondermijnen; welke onderneeming eene laffe vreeze bij de Belegerden veroorzaakte. De Graaf VAN SOLMS werd aangesproken om de Stad overtegeeven, die ’er ‘t oor naar leende, doch tegengehouden werd door eenen MATTHIJS HELD. Nogthans moest de Stad bukken, na dat de Aartshertog ’er 60 Bevelhebbers en 5000 Gemeenen voor verlooren had. Zeer gewigtig was het verlies dezer Stad, alzo men daar door de Brandschattingen over een gedeelte van Vlaanderen kwijt raakte. De Zeeuwen toonden zig ongenoegd op den Graave VAN SOLMS, dien zij meenden zig laf te hebben gedraagen. Kort daarna ontnamen zij hem het bevel over hunne Regimenten, en verklaarden zijnen dienst niet meer te begeeren; doch na dat hij zig voor de Vereenigde Staaten verantwoord had, gaven deeze hem het bevel weder te rug, zonder dat zig de Zeeuwen daar tegen verzetteden.
De beloofde onderstand uit Spanje, die te rug bleef, en de muiterij der Hoogduitschen, noodzaakten den Aartshertog, voor het loopende jaar 1596, den Veldtocht te staken; hij begaf zig naar Brussel, daar hij met toejuiching ontvangen werd. Het goed vooruitzicht, echter, van zijn bestier verdween kort daarna, en dit jaar liep ten einde, met het maaken van toebereidzelen tot den aanstaanden veldtocht aan wederzijden, die voor de Staaten beter scheen te zullen uitvallen, dan de voorgaande.
De Aartshertog ontving als nog geen onderstand uit Spanje, en klaagde in een Brief (die gelukkig onderschept werd) dat zijne magt in ‘t beleg van Hulst grootelijks gesmolten was. De Staaten daarentegen hadden groote hoop op den bijstand, dien zij uit Frankrijk verwachtten. Nauwlijks had het jaar 1597 een aanvang genomen, of Prins MAURITS ligte 5000 knegten, en 800 paarden uit de bezettingen, en ondernam daar mede het vijandelijke leger, dat onder den Grave van VERAX, bij Turnhout, lag, en 4000 knegten en 500 paarden sterk was, aantetasten; het geen hem zo wel gelukte, dat ’er meer dan 2000 begraven, en 500 gevangen werden; onder de dooden bevond zig ook VERAX; van de zijde der Staaten zeide men dat niet meer dan 10 man in ‘t gevegt gesneuveld waren. De overgang van ‘t Kasteel van Turnhout volgde daags daar aan; wordende het lijk van VERAX, door MAURITS, aan den Aartshertog gezonden. ALBERTUS, verslagen over deeze nederlaag, en ‘t verlopen van het beste deel zijner krijgsknegten, ontving eenige vertroosting, door het verrassen van Amiens, door FERNANDES PORTOCARRERO.
Midlerwijl was de Aartshertog ijverig bezig om zijne magt meer en meer te versterken; met geen minder ijver werd aan der Staaten zijde hier aan gearbeid. Met dit alles scheen het geluk hunner wapenen zig tot de overwinning bij Turnhout, in ‘t voorjaar, te bepaalen; de onderneemingen, om Schenkenschans, Steenwijk en Nijmegen te verrassen, liepen tot niet, en hunne Ruiterij, in Gelderland en Braband op voordeel uitgezonden, werd, aan verscheiden oorden, geslagen. Doch tegen het het najaar verkeerde de kans: de Aartshertog tragtte Amiens, dat door den Koning van Frankrijk weder belegerd was, te ontzetten, en had, ten dien einde, zijn Leger naar Braband gevoerd, en voor de onzen open veld gelaten: dus men niet zuimde, hier van gebruik te maaken.
Prins MAURITS nam Allem en Rhijnberk in, overmeesterde daar naa Meurs, en deed Grol voor zijne magt bukken. Hij toog verders van daar naar Brevoort, dat hij stormenderhand veroverde. Endschede werd zo spoedig overgegeeven als ‘t opgeëischt was; waarop Ootmarsum en Oldenzeel volgden. Dit verricht hebbende, sloeg MAURITS het beleg voor Lingen, dat zig mede aan hem moest overgeeven. Aldus triumpheerde der Staaten Veldheer, terwijl de Spanjaarden in de Nederlanden niets van aanbelang verrichtten; zij ondernamen wel eenige bedekte aanslagen, maar werden, door de waakzaamheid der Staaten, alom verijdeld, waartoe de muiterij van het Spaansche Krijgsvolk mede niet weinig toebracht: want hier door werd de staat der Spaansche Nederlanden ten uitersten verward, terwijl de Steden, hoe zeer hun toegedaan, schroomden bezetting in te neemen; ja, ALBERTUS zelf moest zien dat hem, te Venlo, de intocht met de zijnen geweigerd werd.
Deeze tegenspoed der wapenen noodzaakte de Spanjaarden, liever list dan geweld te gebruiken. Alle voorslagen van vrede van de hand geweezen zijnde, had men eene nieuwe vinding bedacht, om de Nederlanden het net over ‘t hoofd te haalen; men kreeg hier berigt, dat FILIPS zijne oudste Dogter IZABELLA KLARA EUGENIA verloofd had aan den Aartshertog ALBERTUS, die den geestelijken staat zoude afleggen, en Bourgondien met de Nederlanden tot eene huwelijksgift ontvangen. Hier door dacht men den haat tegen de Heerschappij van Spanje afteweeren; doch de schrandere Nederlandsche Staatsmannen waren zo ligt niet te verschalken; zij begreepen spoedig de veinzerij, die hier onder verborgen was, en zig naderhand openbaarde. Zij beslooten daarom, den oorlog aan te houden, en zonden, ter aanmaaning van dien, met den aanvang van ‘t jaar 1559, hunne gezanten naar Frankrijk en Engeland. ‘t Eenigste voordeel, dat Spanje hier mede behaalde, was, de vrede met Frankrijk, welke te Vervins gesloten werd; de Staaten, daarentegen, slooten een nieuw verbond met Engeland.
Kort na het sluiten van den vrede tusschen Spanje en Frankrijk, ontving men, hier te lande, de Brieven van de Overdracht der Nederlanden aan de Infante, waar uit men de oogmerken van FILIPS klaar bespeurde: want in dezelve was uitdrukkelijk bepaald, dat deeze landen weder aan de Kroon moesten vervallen, indien de gehuwden geene Kinderen verwekten, of ’er mannelijke of vrouwelijke nazaten ontbraken.
ALBERTUS, de langst levende zijnde, zou Landvoogd blijven; en de landen mogten, buiten bewilliging van Spanje, nimmer verdeeld noch vervreemd worden. Indien eene Vrouw aan ‘t bezit van dezelve kwam, zou men haar aan eenen der Koningen van Spanje, of zijne Erfgenaamen, ten Huwelijk besteden. Ook zouden de Nederlandsche Vorsten hunne Kinderen niet mogen uithuwelijken, dan met bewilliging des Konings. Zo ijverig was men om aan een valsch oogmerk een goeden schijn te geeven: te schandelijker, voorwaar, daar men wist dat zij de verfoeienswaardigste middelen te baat genomen hadden, om dit Huwelijk onvrugtbaar te doen zijn.
Schrandere Staatkundigen van dien tijd verzuimden niet hier op aantemerken, dat de Koning, onder dien dekmantel, niet kon nalaaten, zijne magt te buiten te gaan; dat Keizer KAREL DE V dit niet gedaan had aan zijnen naasten mannelijken Erfgenaam, dan in de volle vergadering, met toestemming der Staaten; maar dat FILIPS dit deed, bij eenen enkelen brief aan zijne Dogter, zonder bewilliging of toestemming der Staaten. IZABELLA zond, intusschen, haare volmagt aan haaren aanstaanden Gemaal, om de Heerschappij in haaren naam te aanvaarden. ALBERTUS vond het niet geraaden, zulks aan eene volle vergadering, maar alleen aan eenige Afgezondenen der Staaten kenbaar te maaken; en om dat hij voor den opstand van eenige misnoegden vreesde, had hij Brussel overlaaden met Krijgsvolk. In eene aanspraak, die RICHARDOT, in zijnen naam, deed, werden alle de onheilen, den Staat overgekomen, toegeschreeven aan de afwezenheid van den Vorst.
De gemagtigden der Staaten, voor wien de Raadsheer MAAS het woord voerde, deeden hem hulde, onder beding, dat aan de Staaten, binnen den tijd van drie Maanden, bewijs zoude worden gegeeven van de voltrekking zijns Huwelijks; dat hij zelf, vóór de Maand Maij van het volgende Jaar, uit Spanje zou te rug koomen; dat geduurende zijn afzijn, de Stadhouders en en Krijgsoversten niets nieuws zouden mogen onderneemen, en dat, intusschen, het bewind der Regeeringe, aan eenen Landvoogd, hem in den bloede bestaande, zou in handen gesteld worden: doch dat men het doen der Eeden, in alle gewesten, eerst zoude vorderen, na de terugkomst van hem en zijne Gemalin.
Nog in ‘t zelfde Jaar gaf de Aartshertog, door Brieven, kennis aan de Staaten van Holland, Zeeland en andere Bondgenooten, van zijn Huwelijk, en het daar uit volgend recht op de Nederlanden; hun te gelijk verzekering doende van zijne geneigdheid tot Vrede, en van den last, dien hij, tot de handeling daar over, had afgevaardigd; welke, nogthans, om wettige redenen, van de hand werden geweezen. Inmiddels had de Aartshertog zijnen Oom, den Kardinaal ANDREAS, uit den Elzas ontboden, en aan hem, geduurende zijn afwezen, de Regeering der Nederlanden opgedraagen; waarop hij zelf naar Spanje reisde.
In Augustus van ‘t volgende Jaar keerde hij met zijne Gemalinne te rug, en vond het Land in slegter staat, dan hij het gelaaten had. De Kardinaal ANDREAS was in twist met ARRAGON; de Soldaden riepen om geld; de Spaansche Nederlanden waren verarmd, ’s Konings middelen uitgeput, en de Aartshertog, verre van in staat te zijn deeze ongemakken te konnen herstellen, bragt nieuwe stof tot ongenoegen mede.
Men vorderde van de Staaten zwaare beden, en de huldiging werd, van tijd tot tijd, uitgesteld, alzo Braband het weigerde, en sterk aandrong op ‘t verzenden van het vreemde Krijgsvolk, het vernietigen der Kastelen, en andere zaaken, te vooren beloofd. Maar IZABBLLA, schoon aan ALBERTUS, zo als wij gezien hebben, volmagt gezonden hebbende, verklaarde nu, dat zulks buiten haare kennis geschied was, en toonde zig zeer onvergenoegd over dat gedrag. Eindelijk geschiedde de Inhuldiging; de Echtgenooten werden voor Hertogen, Graaven en Eigenaars der bijzondere Gewesten aangenomen, op het laatst van ‘t Jaar 1599.
In ‘t begin van 1600, deeden de Staaten, hunne Krijgsmagt bijeen gebracht hebbende, door den Graaf VAN SOLMS dezelve geleiden. Na dat hij eenige Spaansche Steden, die door den Vijand verhalen waren, bezet had, trok hij voort tot St. Andries-Schans, vermeesterde dezelve met een derde deel des Legers, en sloeg voorts den weg in naar Nieuwpoort, alwaar hij, door Prins MAURITS, met de twee overige deelen gevolgd werd; wordende voorts, in allerijl, alles gereed gemaakt, om die Stad aantetasten. De Aartshertog, door een gantsch Leger, met een uitmuntend Veldheer aan ‘t hoofd, al te onzagt gewekt, verzamelde, in het beste en rijkste deel zijner gewesten, zijne Legermagt; hier met bedreigingen, daar met smeekingen de onwillige Krijgsknegten tot hunnen pligt aanzettende.
Men verzekert dat hij, door IZABELLA, ondersteund werd, met bijvoeging, dat zij, wijzende op haare Oorcieraaden, zoude gezegd hebben, dat zij liever al haare Vorstelijke pracht wilde missen, dan dulden dat de Soldaat, die zijnen plicht betrachtte, onbetaald zou blijven. Het Volk hier door aangemoedigd, trok, vol vuur, met den Aartshertog aan het hoofd, ten getale van 10,000 Knegten, en 1600 Paarden, naar Nieuwpoort, met zulk een zonderlingen spoed, dat ’er eene groote verbaasdheid door verwekt werd in ‘t Leger van MAURITS; waar door de zaak der Staaten in grooter gevaar raakte, dan zij in langen tijd geweest was. Doch onze Held, ondersteund door ’s Hemels bijstand, deed wonderen in den daarop volgenden Slag. De altoos moedige MAURITS had zijn Leger in die orde geschaard, dat al wat bij hem was, moest helpen overwinnen, of sterven: schoon men ook den Aartshertog de eere moet geeven, dat hij alles verrichtte wat geschieden konde. De volkomene overwinning bleef, echter, aan der Staaten zijde. (Een omstandig verhaal daarvan, vind men onder ‘t Art. VELDSLAG BIJ NIEUWPOORT).
ALBERTUS, dus hevig geslagen, verrigtte, in dat jaar, niets verder van eenig belang. Maar, in ‘t Jaar 1603, door eenige Spanjaards en Italiaanen versterkt zijnde, ondernam hij, na lang beraad, het beleg voor Oostende, ‘t welk drie Jaaren duurde, eer hij ’er meester van werd. De groote schatten en de menigte Volk, hier mede verspild, verzwakten hem zodanig, dat hij daarna niets van gewicht meer konde onderneemen; (zie OOSTENDE) maar een Twaalfjaarig bestand nodig had, om eenigzins adem te haalen. (Zie verder op ‘t Art. BESTAND).
Wij moeten hier nog aanmerken, dat hij tot zo verre vernederd was, dat hij, benevens de Spanjaarden, de Vereenigde Nederlanden voor een vrijen Staat moest erkennen. Van toen af aan bragt de Aartshertog zijn leven in vrede door: want hoewel ’er, over verscheiden Artikelen van het Bestand, nog eenige twijfelingen ontstonden, werden, echter, dezelve volkomen onderhouden. Nadat het zelve geëindigd was, en toen de Staaten, hoe gaarne de Aartshertog zulks begeerde, in den vreede niet konden bewilligen, rustte hij zich wel sterk ten Oorlog toe, maar stierf, zonder Erfgenamen na te laten, te Brussel, op den twaalfden Julij van het Jaar 1621.
Doorgaans heeft hij den lof gehad van Verstandig, Waakzaam en Godvruchtig. Wat aangaat zijn staan naar de Keizerlijke waardigheid, daar van is niets met zekerheid te zeggen, schoon zijn ongenoemde Fransche Levensbeschijver daar van veel ophef maakt. Deeze Levensbeschrijving, of Historie van den Aartshertog ALBERTUS, draagt in ‘t Fransch den tijtel: Histoire de l’Archiduc ALBERT Gouverneur General & puis Prince Souverain de la Belgique; gedrukt te Keulen, in ‘t Jaar 1693. Het Werk is verdeeld in vijf boeken, bestaande, buiten de Opdracht en Voorreden, 381 bladzijden. Mijns wetens is het nooit in het Nederduitsch overgebracht; daar men niets bij verlooren heeft, dewijl het geheele Boek niet een éénige bijzondere omstandigheid vermeld, die men, buiten hetzelve, niet weet. Buiten andere afbeeldzels van hem, heeft men ook die van HOUBRAKEN.
Zie VAN MEETEREN; BOR; DE GROOT; VAN LOON, Ned. Penningk. Nassaus. Oorlogen; Nassaus. Lauwerkrans, enz.