gebooren te Bremen, door zijne Ouders Van der Jeugd af aan tot den Predikdienst geschikt zijnde, studeerde eerst in de Stad zijner geboorte, en naderhand in de Nederlanden; met den ouderdom van 23 Jaaren werd hij beroepen te Sluis in Vlaanderen. De moeite, welke de beruchte Koelman, in die gemeente verwekt had, en de last van den dienst, voor zulke tedere schouderen te zwaar zijnde, deeden hem eenigen tijd aarzelen, om de gedaane beroeping te aanvaarden; dan die aangenomen hebbende, deed hij veel tot rust van die gemeente, en tevens veel tot nadeel van zijne gezondheid.
Gelukkig voor hem, dat hij van daar naar Wezel beroepen wierd, om in de Nederduitsche Taal te prediken. In ’t Jaar 1588 werd hij beroepen te Arnhem, alwaar hij 1692 overleed; zijn karakter wordt beschreven als vriendelijk, zagtmoedig, en zijn verstand zeer geoeffend; in ’t doen zijner Leerredenen treffende en deftig. Hij liet drie Zoonen na, waarvan ’er een te Haarlem Predikant geweest is, als ook eenige gedrukte Leerredenen over de [i]Psalmen.