Zoon van PIETER VAN AILVA van Hallum; deeze had ter vrouwe RIGT AEBINGA , welke overleed zonder Kinderen. Uit deszelfs Stamlijst blijkt de oudheid en Edelheid van zijn Geslacht, en tevens deszelfs luister, zo door uitmuntende Staatsmannen, als Krijgshelden, van de vroegste tijden af.
Want schoon men, op die lijst, allereerst gemeld vind DOUWE en EPO, is het, echter, bekend, dat eenigen uit dit huis, reeds in de XI en XII Eeuw, in Duitschlaud, Lage land, Schotland en Braband, door hunne Krijgsverrigtingen, zig onsterflijk gemaakt hebben. Van zekeren EPO, als Kleinzoon van gemelden EPO, vindt men, op ’t jaar 1456, melding gemaakt, in ’t Charterboek van Friesland, I Deel, bl. 592; en bij Winsemius en Schotanus, op ’t jaar 1500, wordt gemeld van eenen SJOERT VAN AILVA , als hoofd der Edelen, die zig tegen de Saxische partij verbonden had. Doch deeze kwam ongelukkig, met zijn huisgezin, om ’t leven, in den watervloed, op den 26 September van ’t jaar 1509, volgens gemelden Schotanus, bl. 532. Verder vind men genoemd eenen JOHAN AILVA, die lid was van de Staatsvergadering 1567; HESSEL VAN AILVA, verheven tot den rang van Baron des II. R. Rijks, en Kommandeur der Staatsche troepen in Oost-Friesland, en aldaar, in eenen opstand, den 21 April 1660, doorschoten; deszelfs Zoon, HANS WILLEM, Baron van Ailva, en bij onze tijden, HOBBE JESAIAS VAN AILVA, Luitenant Generaal en Gouverneur van Maastricht, wiens verdediging en andere Krijgsdaden, binnen die Vesting hem zo gezien maakten, dat de Koning van Frankrijk hem twee metaalen Veldstukken deedt vereeren , met het opschrift: DONUM VIRTUTIS AILVAE; ,, Eeregift voor AILVA’S dapperheid”. Op last der Staaten van Friesland, zijn deeze Veldstukken, met welke, bij ’s Mans leeven, het Gouvernement te Maastricht praalde, zedert voor de Hoofdwacht te Leeuwaarden geplaatst. Deeze Held overleed den I5den December 1772. Op den 3den Maij 1776 stierf HANS WILLEM, Baron van Ailva, Heer van Hornhuizen, Kloosterhuizen en Kammingahuis, Luitenant Generaal in dienst van den Staat, met den roem van een oud ervaren Krijgsman. PIETER, tot wien wij te rug keeren, onderging, nevens andere Edelen, het banvonnis van Alba; niet alleen om dat hij tot de verbondene Edelen behoorde, maar om dat hij een aanhangeling van den Vader des Vaderlands was: en hier in, als eene daad van eere volhardende, werden naderhand zijne goederen verbeurd verklaard. De dood, die hem te vroeg verraste, maakte een einde van zijne loffelijke poogingen voor de vrijheid.WINSEMIUS, Chronijk, bl. 554. Sententien van Alba, bladz. 192.