Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 30-01-2024

ADINGE, Heer Jan van

betekenis & definitie

werd door Albert van Beijeren, toen Ruwaard, en naderhand Graaf van Holland, in ‘t jaar 1366, te Kenoy in Henegouwen onthoofd, zo als hij gevangen en naauwlijks verhoord was; om reden dat hij verdacht was van verstandhouding met de vrienden en aanhangers van den krankzinnigen Graaf Willem; of, gelijk anderen zeggen, omdat hij nieuwigheden, ten voordeele van de Vlamingen, in het hoofd had, verandering in den Staat zocht te wege te brengen, en, ten dien einde, wapenen en andere gereedschappen te zamen bragt; om poorten, steden en sloten te breeken.

Zes, of, gelijk andere zeggen, zeven broeders van den Heere van Adingen (of Adichom), als ook van Lodewijk van Male, Graaf van Vlaanderen (dus genoemd, naar een Kasteel, digt bij Brugge, waarop de eerste Lodewijk van Male gebooren was, die Graaf van Vlaanderen, en Neef der Adingers was, als gebooren zijnde uit Jole, de dogter van Robbert van Bethune, weleer Graaf van Vlaanderen), maakten zig gereed, om den dood van hunnen broeder te wreeken; men noemde de uitvoering van dat vonnis een Doodslag. Zij bezetteden de wegen van Henegouwen; de kooplieden werden beroofd, huizen en hofsteden verbrand en verwoest. Albert, welken zij met nog meer feitelijkheden dreigden, matte hen met kleine schermutzelingen af, en bracht hen zo verre, dat zij niets meer durfden of konden beslaan, alzo zij, binnen kort, in ‘t stot Adingen, bezeten rondsomme besloten werden.

Op het gerucht hier van, vloog de Graaf van Vlaanderen hun te hulpe, niet verbolgen van gramschap, maar met een bedaard gemoed; hier door bewoog hij den Ruward, de belegering op te breeken, en de Broeders in genade te ontvangen. Deeze verzocht hij, dat aan Albert de misdaad van den dood van hunnen Broeder zou vergeven worden, mits hij, voor de rust van deszelfs ziele, zoude oprichten, een broederschap van 13 Kanunniken, in ’s Gravenhage. Anderen voegen hier nog bij, dat hij dien dood, met een groote somme gelds, geboet heeft. Aan het gemelde Kapittel, heeft Albrecht, in ‘t jaar 1372, verscheiden goederen en voorrechten geschonken, en, volgens eenige aantekeningen, Paus Gregorius de XI die stichting naderhand goedgekeurd. Doch in ‘t jaar 1591, heeft Philips de II, Koning van Spanje, als Graaf van Holland, de verkiezing van den Deken, als den dertienden persoon, zig zelven aangematigd; geevende hem eene dubbele Prebende; dat is, van alles zo veel, als twee Kanunniken genooten.

Onder de Dekens van dit Kapittel hebben verscheiden voornaame mannen uitgemunt, als Nicolaas Ruisch, van Amsteldam, Bernard, Rucho ab Ayta, Willem Dammaszoon, Lindanus, Martinus Duncanus, Sasbol Vosmeer en meer andere.

Zie verder over ADINGEN, MEIJERUS, Chronijk van Vlaanderen, op ‘t Jaar 1366. Groote Nederlandsche Chronijk. SCHRIVERIUS Chronijk, bl, 377. ALKEMADE, Munte der Graven, in fol. bladz. 91. VOSSIUS, Nederl. Jaarboeken, bl. 431. Oudheden van Delfland en ’s Gravenhage, bl. 351. enz. enz.

< >