Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 30-01-2024

ABBEMA, YDDE of EDO

betekenis & definitie

Zoon van Sipke Abbema, Olderman te Sneek, verwekt bij Rinck Baringa. Hij trouwde met Eedwer Popma, en was, in ‘t Jaar 1566, Burgemeester te Sneek. In de Provintie Friesland is zeer bekend een Adelijk geslacht van Abbema te Husum. Op de Lijst daar van vind men gemeld Hessel Abbema, gehuwd met eene dochter uit het Adelijk huis Oenema te Wirdum, en gestorven 1454.

Meermaalen is dit geslacht vermaagschapt geweest aan die van Hettinga en Harinxma, welken laatsten naam zommige takken van Abbema hebben aangenomen: doch op die Lijst vind men deezen Ydde, en nog eenen Florentinus, waar van Winsemius gewag maakt, niet; hierom is men van gedachte, dat deeze tot het zelve geslacht niet behooren. Wat hier van zij, Ydde behoorde tot het verbond der Edelen. Popke Roord 'stelde hem de sleutels van Sneek ter hand; waar uit blijkt, dat hij in groot vertrouwen bij de Landgenooten moet geweest zijn: en dit vertrouwen moest verzeld gaan met den haat van Alva.

Doch, hij was hier tegen zo wel op zijne hoede, dat hij besloot, zig in Friesland te houden, zonder aan de indaaging des Hertogs, om te Antwerpen te verschijnen, gehoor te geeven. Met het Jaar 1572, besloot hij, zig als een redder van het verdrukte en getrapte Vaderland te doen kennen. Onder anderen ondernam hij eenen aanslag op Leeuwarden, die, echter, in dien tijd niet gelukte.

Volgens geschrevene en medegedeelde Berichten van den Heer E. M. van Burmania, aan den Heer J. W. te Water, door mij overgenomen.

< >