Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 30-01-2024

AAGTE (St.)

betekenis & definitie

eigenlijk St. Agathe, is een buurtschap, een half uur gaans ten Zuiden van Kuik in Staats Braband. Zij heeft haaren oorsprong en naam ontvangen van eene Kapelle, aan de H. Agathe toegewijd, die de Roomschgezinden houden voor eene Edele Maagd en Martelaresse, welke, geduurende de vervolgingen, onder Keizer Decius, door deszelfs Stadhouder Octavianus, te Katanie, op ‘t Eiland Sicilië, zou gedood zijn.

Deeze Kapel was, in den Jaare 1371, door Heer Jan van Kuik den IV, met toestemming van den Bisschop van Luik, aan de Reguliere Kanonikken van ’t H. Kruis, gemeenlijk Kruisheeren genaamd, geschonken, onder voorwaarde, van bij dezelve een Klooster te stichten, gelijk ook daadelijk geschiedde, na bekoomene bevestiging van gemelde gifte, door Urbanus den IV, in ‘t Jaar 1379. De lotgevallen van dit Klooster zijn kenbaar door eene Latijnsche Inscriptie, staande onder een Schilderij van ‘t zelve; waar uit men ziet, dat het Klooster in ‘t Jaar 1371, (schoon PARINGET, in zijne beschrijving der Stad Grave, II. Deel. bl. 690. verkeerdelijk 1571 stelt) uit de geestelijke goederen gesticht, en in ‘t Jaar 1582, bij den aanvang der Nederlandsche beroerten, geplonderd en geheel verwoest is; zijnde in 1609, geduurende ‘t bestand, door gunste van Prins Filip Willem van Oranje, te rug gegeeven, door Maurits de Kerk versierd, en door Fredrik Hendrik geheel tot stand gebragt. Op den 8 Januarij 1644 wierdt dit Klooster met zijn toebehooren verbeurd verklaart; en nadat, in 1648, den Geestlijken was aangezegt, te moeten vertrekken, wierden zij, op den 14 Augustus van dat Jaar, met geweld daar uitgedreven. Op dien tijd waren in ‘t zelve agttien Priesters, twee Klerken en elf Leekebroeders.

Uit kragt van de gemelde verbeurdverklaaring, na het teekenen van den Munsterschen Vrede in 1648, behoorde ‘t zelve aan den Prins van Oranje, als Baron des Lands van Kuik; echter hebben de Geestelijken naderhand vrijheid gekreegen en als nog behouden, om het te bewoonen en de goederen naar hun welgevallen te bestieren, mits doende eene Jaarlijkse uitkeering van 2000 Gl. aan de Domeinkamer van Zijne Hoogheid. In ‘t zelve bevinden zich thans agt Priesters, zonder de Leekebroeders, den Prior, één Onderprior en den Procurator. Binnen den omtrek van ‘t Klooster draagen zij hun Ordensgewaad, doch mogen daar mede niet uitgaan, en ook geen Klokken luiden.

Ingevolge van ‘t Staatsbesluit van den 12 Maart 1731, zouden de Kloosterlingen (gelijk ook de Nonnen binnen de Stad Grave) moeten uitsterven, met verbod van geene nieuwelingen te mogen aanneemen; waarom zij ook gehouden zijn Jaarlijks eene nette lijst, door de bewoonders getekend, te moeten overleveren, gesterkt door getuigen van ‘t hoog Gericht te Kuik. Niet tegenstaande dit Staatsbesluit, hebben deeze Kruisheeren, in ‘t Jaar 1755, van H. Hoog Mog. verlof gekreegen, om agt nieuwe Geestelijken van hunne Orde te mogen aanneemen: op dien tijd zijn hun even zo veel nieuwe Priesters toegevoegd, waar van ’er in 1777 nog zes, nevens twee ouden, in leeven waren.

Het gebouw van ‘t Klooster is redelijk groot, doch zonder veel sieraad van binnen of van buiten. De Kapel is oud, doch ruim en lugtig; ook is ’er, op een der bovenkamers, een fraaije Bibliotheek, ten gebruike van de Geestelijken, waar in veele oude en zeldzame Boeken bewaard worden. De landlieden, die in de nabuurschap woonen, maaken gebruik van den dagelijkschen dienst, die ’er verricht word; hoewel ze anders onder de Parochie van den Pastoor van Kuik behooren. De Heer Rademaker heeft eene afbeelding, zo als het zig het in ‘t Jaar 1620 vertoonde, nagelaaten.

Zie PARINGET Beschrijving der Stad Grave, II Deel. Kerklijk Placaatboek, II Deel. bl: 575. Tegenw: staat van Staats Braband. bl: 313. enz. BACHINE Geographie der Nederl. IVde bl: 717. enz.

< >