Gepubliceerd op 28-04-2019

Geest — ziel

betekenis & definitie

Beide woorden zijn eigenlijk slechts synoniem voor zoo ver zij het levensbeginsel aanduiden, dat den mensch doet handelen en dat door den dood van het lichaam gescheiden wordt. Geest noemt men dat¬gene wat in den mensch denkt, gevoelt en wil, als eene onstoffelijke zelf¬standigheid beschouwd, in tegenstelling van het lichaam, het stoffelijk omhulsel er van.

Vader, in uwe handen beveel ik mijnen geest. Mijne ziel is bedroefd tot den dood toe. In engeren zin duidt geest het denk- of voorstellingsvermogen aan, hetzij in eigenlijke opvatting als het orgaan van het denken, hetzij, bij uitbreiding, als den zetel, of wel als de som of het geheel der gedachten beschouwd. De slaap boeide mijn oogleden, maar mijn geest bleef wakker. Nog geheel onder den indruk van de sombere gedachten, die mijn geest vervulden. Hoewel ik met het vleesch van u ben, nochtans ben ik met den geest bij u. Figuurlijk is geest de kracht, die in iemand werkt en hem aandrijft. De geest der wraak maakte zich van hem meester. Het smart mij, dat gij den geest der onderscheiding niet hebt. Ziel is eigenlijk de levensoorzaak bij levende wezens, doch verder ook de werkende kracht in iets. Zij wordt vooral beschouwd als de zetel der levenskracht en dientengevolge van gevoel, wil en kracht. De liefde is de ziel van alle Christelijke deugden; en bij uitbreiding: hij is de ziel der vergadering (de hoofdpersoon, de leider.)

< >