- inzwachtelen
- inzwemmen
- inzweren
- ioniseren
- ipadden
- iriseren
- ironiseren
- irrigeren
- irriteren
- islamiseren
- isoleren
- isomeriseren
- italianiseren
- itereren
- jachten
- jagen
- jakhalzen
- jakkeren
- jammen
- jammeren
- janken
- japen
- jassen
- jatten
- jeinen
- jengelen
- jennen
- jeremiëren
- jetgrouten
- jetsetten
- jetskiën
- jeu-de-boulen
- jeuken
- jeuzelen
- jibben
- jij-jouen
- jijen
- jobben
- jobhoppen
- jodelen
- joderen
- joelen
- joepen
- joggen
- jojoën
- jokeren
- jokken
- jolen
- jollen
- jonassen
- jongen
- jongleren
- jonnen
- jouen
- jouïsseren
- jouwen
- jubelen
- jubileren
- judassen
- judoën
- juichen
- jukken
- jumpen
- jumpstylen
- jureren
- juridiseren
- justeren
- justificeren
- justifiëren
- jutten
- kaaien
- kaalkappen
- kaalknippen
- kaalplukken
- kaalscheren
- kaalslaan
- kaalvreten
- kaarden
- kaarten
- kaartspelen
- kaatseballen
- kaatsen
- kabbelen
- kachelen
- kadastreren
- kaderen
- kadreren
- kafferen
- kaften
- kajakken
- kajieten
- kakelen
- kaken
- kakken
- kalanderen
- kalefateren
- kalen
- kalibreren
- kalken
- kallegaaien