Werkwoorden vervoegen
juridiseren
Tegenwoordige tijd juridiseren
Ik juridiseer
Jij juridiseert
juridiseer jij?
U juridiseert
Hij/Zij/Het juridiseert
Wij juridiseren
Jullie juridiseren
Zij juridiseren
Verleden tijd van juridiseren
Ik juridiseerde
Jij/U juridiseerde
Hij/Zij/Het juridiseerde
Wij juridiseerden
Jullie juridiseerden
Zij juridiseerden
Voltooid deelwoord van juridiseren
gejuridiseerd
Tegenwoordig deelwoord van juridiseren
juridiserend