- glosseren
- gluipen
- glunderen
- gluren
- gluurogen
- gniffelen
- gnuiven
- goedachten
- goeddoen
- goeddunken
- goedhouden
- goedkeuren
- goedleggen
- goedmaken
- goedpraten
- goedspreken
- goedvinden
- gokken
- golfen
- golven
- gommen
- gonzen
- goochelen
- googelen
- gooien
- gordelen
- gorden
- gorgelen
- gourmetten
- graaien
- grabbelen
- graderen
- gradueren
- granuleren
- grapjassen
- grappen
- grasduinen
- grasmaaien
- gratiëren
- gratificeren
- gratineren
- graven
- graveren
- graviteren
- grazen
- greinen
- greineren
- grendelen
- grenzen
- grienen
- grieven
- griezelen
- griffelen
- griffen
- grijnslachen
- grijnzen
- grijpen
- grijsdraaien
- grijsrijden
- grijzen
- grillen
- grilleren
- grimassen
- grimeren
- grimgrappen
- grimlachen
- grimmen
- grinden
- grinniken
- grinten
- grissen
- groeien
- groenen
- groenlopen
- groepen
- groeperen
- groeten
- groeven
- grollen
- grommelen
- grommen
- gronden
- grootbrengen
- grootmaken
- grootspreken
- grossieren
- grouten
- gruiten
- gruizen
- grunten
- grutten
- gruwelen
- gsm'en
- guillotineren
- gulpen
- gummen
- gunnen
- gutsen
- gymmen
- haaien