Werkwoorden vervoegen
goedleggen
Tegenwoordige tijd goedleggen
Ik leg goed
Jij legt goed
leg jij goed?
U legt goed
Hij/Zij/Het legt goed
Wij leggen goed
Jullie leggen goed
Zij leggen goed
Verleden tijd van goedleggen
Ik legde goed
Jij/U legde goed
Hij/Zij/Het legde goed
Wij legden goed
Jullie legden goed
Zij legden goed
Voltooid deelwoord van goedleggen
goedgelegd
Tegenwoordig deelwoord van goedleggen
goedleggend