Inheemse dieren

Gedigitaliseerd Ensie (1950)

Gepubliceerd op 15-02-2023

Boompieper

betekenis & definitie

(Anthus trivialis) Geen kuif op de kop. Achterste klauwen kort. Bovenzijde bruin, met zwarte strepen. Buikzijde licht met donkere, langwerpige vlekken. Buitenste staartpennen wit. 15 cm. Ongeveer even groot als een mus. Alarmroep: een herhaald 'siep'. Zang welluidend, te horen bij het opvliegen vanaf hoger gelegen zitplaats en tijdens het neerstrijken op het uitgangspunt. Broedt op de grond. In bosranden, hakhoutbosjes (de verwante graspieper, die veel op de boompieper lijkt, heeft een voorkeur voor open terrein en venig gebied). In Nederland vrij talrijke broedvogel. Doortrekker in vrij groot aantal.

< >