Encyclopaedie voor de huisvrouw

Vrouwenrubriek Algemeen Handelsblad (1928)

Gepubliceerd op 29-04-2022

WASSCHEN

betekenis & definitie

De behandeling der wasch en de vraag, op welke manier men zelf japonnen, casaques, kinderjurken, zelfs mantels en heerenpakken zou kunnen wasschen, vormen voor vele huisvrouwen een moeilijk probleem. En toch doet deze kwestie zich bijna dagelijks voor, want een groote aantrekkelijkheid van volwassene en kind is toch wel, dat zijn kleeren er goedverzorgd en vooral ook zindelijk uitzien.

Wat het wasschen van kleedingstukken betreft, kan men natuurlijk niet generaliseeren. Zijde en fluweel, batist, wol en katoen vragen elk hun eigen manier om gereinigd te worden. Wèl echter kunnen wij eenige algemeenheden geven over het materiaal, waarmede gewasschen moet worden.

1°. Gebruik groene en gele (glycerine) zeep voor ongekleurd, plantaardig, niet te fijn weefsel. Bij voorkeur niet koken, daar deze zeep dikwijls zwarte vlekjes op het goed geeft.
2°. Strooi zeeppoeder nooit op het goed. Dit is te scherp voor het weefsel. Los het volkomen op in kokend water en giet dat door een doek of zeef. Zeeppoeder is aan te bevelen voor 't uitkoken van wit goed.
3°. Zeer aan te raden voor 't wasschen van wollen stoffen, voor gekleurd en wit geborduurd goed, kinderjurken, enz. zijn de zachte huishoudzeepen waarvan verschillende (ook Hollandsche) zeer goede soorten in den handel zijn. Ook voor het uitkoken van wit goed.

Ammoniakzeep is speciaal geschikt voor ongekleurde wollen goederen. Al deze zeepsoorten worden eerst in warm water opgelost.

4°. Gebruik voor gekleurde wollen stoffen houtzeep. Het aftreksel hiervan is niet vet, zoodat het voor donkere wollen stoffen te verkiezen is boven gewoon zeepsop, dat vaak een valen tint geeft aan zwart goed.

Giet 6 à 8 uur vóór het wasschen kokend water op de houtzeep en zorg, dat het water niet spoedig afkoelt. Zeef het aftreksel en voeg er lauw water bij zooveel als noodig is. Droog de overgebleven stukjes voor later gebruik en wees voorzichtig met houtzeep, daar bij wondjes aan de handen vergiftiging kan ontstaan.

5°. Gebruik soda alleen voor sterk, ongekleurd, plantaardig weefsel. Fijne soda is te verkiezen boven de kristalsoda.
6°. Maak zelf bleekwater door 2 ons soda op te lossen in 1½ liter lauw water, daarbij te voegen 1 ons bleekpoeder, opgelost in 1 liter water en deze massa, af en toe roerende, 24 uur te laten staan.

Dit bleekwater kan men, na het gefiltreerd te hebben, in flesschen bewaren. Het moet vóór het gebruik sterk verdund worden.

Babykleertjes

Het wasschen van kinderkleertjes geschiedt in veel gezinnen op onoordeelkundige manier. Wij weten van huisvrouwen, die de hemdjes en ponnetjes van den zuigeling in sterk bleekwater zetten om het goed vooral blank te houden. „Eventjes spoelen, dan bleekt het nog zoo lekker na”, zegt de onnadenkende moeder en ze haalt ten overvloede de kleertjes van het kindje nog door blauwselwater ook.

En toch kunnen wij niet genoeg tegen een dergelijke manier van wasschen waarschuwen, daar juist, waar het de heel jonge kindertjes betreft, niet alleen het gebruik van scherpe zeepsoorten, maar vooral ook dat van bleek- en blauwselwater vermeden moet worden.

Bij de kinderwasch dient men te beginnen met sorteeren. Dat wil in dit geval niet alleen zeggen: wollen, gekleurd en wit uit elkaar houden, maar in de eerste plaats het „zeer vuile” apart houden. Dit (luiers en slabbetjes vormen van deze afdeeling het hoofdbestanddeel) zet men onmiddellijk in ruim koud water (luiers apart, slabbetjes apart), wacht totdat al de vuile stoffen hebben losgelaten en behandelt het eerst dan als de rest van het waschgoed.

Babygoed moet dikwijls gewasschen worden, eigenlijk zoodra het onzindelijk is. Dat men geen scherpe middelen gebruiken mag is enkel, omdat de teere huid van het kindje er door geïrriteerd zou kunnen worden. Vooral bij de kinderwasch moet men erop letten, goed na te spoelen, opdat geen zeepdeelen achterblijven; verder gebruike men liefst geen, hoogstens een schijntje stijfsel en zorge ervoor, dat het goed volkomen droog gestreken is. Men kan alle kleertjes van de baby strijken, alleen de luiers niet. Die worden door mangelen veel zachter.

Nieuwe kinderkleertjes moet men, vóór het gebruik, eerst wasschen. Dit is noodig omdat

1°. de stoffen een schadelijk apprêt kunnen bevatten,
2°. de haartjes van het weefsel prikkelend kunnen werken op de huid en
3°. omdat de kans bestaat, dat het goed genaaid is in een verontreinigde omgeving of door ongezonde personen.

Witte wollen baby-kleertjes vereischen aparte zorg, wil men niet de kans loopen, dat ze geel worden en krimpen. Wie voorzichtig te werk wil gaan, behandele ze als volgt:

Week de wollen kleertjes, naarmate ze meer of minder vuil zijn, langer of korter tijd in lauw water: wasch ze daarna in een lauw sop van goede ammoniakzeep, spoel herhaaldelijk na in lauw water, druk de kleertjes (zonder te wringen!) uit, druk ze nog eens na tusschen een schoonen witten doek, rek ze in hun model en hang ze in de schaduw te drogen.

Blauwsel

Bij het „blauwen” van de wasch, moet men vlug te werk gaan. Eerst het kleine goed, dan de grootere stukken door het blauwselwater halen en geen waschgoed daarin laten liggen. Dit zou n.l., doordat de blauwsel zakt, vlekken veroorzaken. Verder dient men erop te letten, dat, telkens als dit noodig blijkt, nieuw blauwsel aan het water wordt toegevoegd.

Te sterk geblauwd linnengoed moet herhaaldelijk worden nagespoeld. Helpt dit niet, dan kan men zich de moeite getroosten, de te behandelen stukken nogeens over te wasschen, ze één of twee warme zeepsoppen te geven en flink te spoelen. Helpt ook dit niet, dan zet men het te sterk geblauwd waschgoed een of twee uur in slap bleekwater. Dit middel is in elk geval afdoende.

Bleekwater

Om bleekwater in voorraad te hebben, kan men op de volgende manier te werk gaan: men neemt 5 ons chloorkalk, maakt die met water in een verglaasden pot tot dunne brij en voegt hierbij 3 ons soda en 5 liter water, dit laat men een paar dagen staan, af en toe roerende, laat het vervolgens bezinken, giet het heldere vocht af en bewaart dit in flesschen. Als men dit bleekwater gebruiken moet, neemt men 1 deel van dit vocht en 200 deelen water. Hierin laat men het goed, dat men bleeken wil, één nacht staan. Op deze wijze aangewend, doet het chloorwater volstrekt geen nadeel aan het goed.

Zijn er vlekken weg te maken, moet dus de inwerking sterker zijn, dan verdunt men niet zoo sterk, en voegt een scheutje azijn toe. Ook zal het succes grooter zijn als men het linnengoed in de zon te bleeken zet.

Bruidsluiers

Het komt herhaaldelijk voor, dat men een witte bruidsluier, die voor een tweede maal gebruikt zal worden, graag eerst wil wasschen.

't Is het beste om daarvoor zoogenaamde Venetiaansche zeep te gebruiken, die men in water kookt en tot schuim klopt. In dat sop spoelt en drukt men den sluier, spoelt hem na in schoon water, waarbij men een klein beetje blauwsel kan doen en haalt hem dan door slap suikerwater. Om hem te drogen wordt hij, nadat hij goed uitgedrukt is, op een tafel vast gestoken. Bijna droog zijnde, kan de sluier onder een doek met een matig warm ijzer opgestreken worden.

Dekens (wollen)

Wollen dekens, die niet vuil zijn, maar toch een opknapbeurtje noodig hebben, kan men een nacht in water met zout zetten, ze daarna flink in schoon water naspoelen en, na ze te hebben uitgedrukt, te drogen hangen. Onder het drogen hangt men ze af en toe om en klopt ze telkens (met 2 personen) even op om ze los en luchtig te houden. Men moet de dekens dubbel nemen voordat men ze

klopt, daar ze anders in 't midden zouden kunnen scheuren. Ook moet men erop letten, de punten niet te beschadigen.

Zijn de wollen dekens vuil en vlekkerig dan moet men ze een lauw sop van zachte huishoud- of amoniakzeep geven, waarna men ze eerst spoelt in zoutwater, daarna in schoon koud water, totdat men er zeker van is, dat geen zeep meer is achtergebleven. (Dekens, die onvoldoende gespoeld zijn, voelen, als ze droog zijn, kleverig aan). Verder droogt men de dekens op bovenomschreven manier. Men moet wollen dekens nooit wringen, alleen maar knijpen en drukken om het water er zooveel mogelijk uit te verwijderen.

Gekleurde wollen dekens moet men niet in de zon hangen. Er bestaat dan groote kans, dat ze verschieten.

Doorgeloopen kleuren

Het doorloopen van kleuren in wollen goederen behoort heusch niet tot de zeldzaamheden en in de meeste gevallen weten wij geen anderen raad te geven dan om de bedorven stukken nog maar weer eens opnieuw te wasschen, en deze bewerking zoonoodig te herhalen. Soms lukt het op die manier het kwaad ongedaan te maken, maar daarvoor instaan kunnen wij nooit. Wie het risico aandurft, kan het, als ’t witte stoffen betreft, eens probeeren met zeer verdund bleekwater. Waarschijnlijk zal het middeltje ’t gewenschte resultaat hebben. Veilig is het, eerst met een klein onderdeel van het kleedingstuk de proef te nemen. Lukt dat, dan kan het heele kleedingstuk even in zoo’n slap bleekwaterbad gezet worden, waarna flink moet worden nagespoeld.

Als het witte linnengoed vlekken heeft gekregen door het afgeven van gekleurde randen of iets dergelijks, kan men het gerust behandelen met bleekwater. Helpt dit niet voldoende, dan zet men de stukken waschgoed even in warm bleekwater. Echter niet langer dan noodig is en goed naspoelen.

Gordijnen

Het wasschen van gordijnen behoort afzonderlijk, dus niet met ander waschgoed samen, te geschieden. Zij worden eerst flink uitgeklopt totdat ze stofvrij zijn, dan in water uitgespoeld en een nacht lang in lauw zeepsop gelegd. Metalen ringen moeten vóór het wasschen afgetornd en gesleten of gescheurde plekken van te voren hersteld worden. Den volgenden morgen maakt men twee lauwe, vette zeepsoppen, legt de gordijnen eerst in het eerste sop, spoelt, wrijft en drukt ze daar luchtig in uit, drukt dan stevig het zeepsop er uit en legt ze daarna in het tweede sop. Als het eerste zeepsop erg vuil geworden is, moeten de gordijnen na het tweede nog een derde lauw zeepbad hebben. Zij moeten steeds heel luchtigjes gespoeld en tusschen de handen gewreven worden. Dem spoelt men ze in water, waaraan een beetje soda of borax is toegevoegd, legt ze dan in schoon water en spoelt ze nog tweemaal. Ten slotte worden ze met dunne gekookte stijfsel gesteven. Men neemt eerst de dunste gordijnen en daarna de dikste om te stijven. Dan brengt men ze op den gordijnspanner of hangt ze op om te drogen. Zij moeten op den verkeerden kant gestreken worden. Men kan ze ook op schoone droge lakens op een tapijt spannen door punt voor punt op het tapijt vast te steken. Mocht het vloerkleed niet groot genoeg zijn, dan legt men de gordijnen dubbel en steekt telkens twee punten tegelijk vast. Het is aan te raden, dit werk ’s avonds te doen, den volgenden morgen zijn de gordijnen dan droog en kunnen, eer men ze losmaakt en opneemt, met een niet te heet strijkijzer op het tapijt opgestreken worden.

Men kan gordijnen ook drogen op speciaal daarvoor ingerechte rekken (spanners) of voor het raam, waar ze behooren.

Glasgordijntjes kan men gemakkelijk op de volgende manier drogen:

Na de gordijntjes gewasschen te hebben, drukt men ze goed uit en hangt ze meteen op. De ringetjes, die naar elkaar toeschuiven, bindt men met een touwtje aan elkaar. Vervolgens schuift men door den zoom van de gordijnen een vrij zware koperen of geschilderde ijzeren roe en laat ze zóó drogen. Zijn ze droog, dan haalt men de roe weg en strijkt de zoomen op een mouwenplankje, dat men in de vensterbank zet, plat. Van het zoo gevreesde lubberen is dan geen sprake.

Batist, mousseline, neteldoek

Voor het wasschen van neteldoek, batist, mousseline en dergelijke weefsels, mag men geen scherpe zeepsoorten, evenmin scherpe bleekmiddelen aanwenden. De gordijnen moeten, als ze hun wasch-proces ondergaan, worden uitgedrukt. Wringen en over de handen of, wat nog erger is, op een bord of plank wasschen, zou heel licht scheuren en gaten kunnen veroorzaken. De meest onschuldige methode van wasschen is, de gordijnen in lauw water te weeken, voordat men ze in warm zeepsop zet. Hebben ze in dat sop eenige uren gestaan, dan brengt men ze, na ze voorzichtig te hebben uitgedrukt, over in een tweede warme sop. Mochten ze daarna nog niet schoon zijn, dan moet natuurlijk een derde warme zeepbad volgen. Zonder het proces te overhaasten, moet men deze bewerking herhalen totdat het sop niet meer vuil wordt. Eerst dan mogen de gordijnen gespoeld, zoo noodig geblauwd en in de buitenlucht gebleekt worden.

Sommige huisvrouwen geven er de voorkeur aan, neteldoek en batist te stijven. Het is echter een verkeerde gewoonte om deze teere, dunne stoffen al te stijf te maken. Aardappelmeel leent zich het beste voor deze bewerking. Wil men in spoedgevallen de gordijnen dadelijk na het wasschen weer ophangen, dan gebruike men ongekookte stijfsel. Ze behoeven dan na het stijven maar 10 à 15 minuten opgerold te worden weggelegd, na welken rusttijd ze al in aanmerking komen voor een heet strijkijzer.

Tule

Doorgestopte tulen gordijnen kunnen, als neteldoeksche, in lauw zeepsop gewasschen worden en nagespoeld in schoon water. Wil men ze daarna spannen, dan moeten ze van te voren door dunne gekookte stijfsel gehaald worden; wenscht men ze te strijken, dan moet meer stijfsel worden gebruikt. Bij het wasschen van tullen gordijnen kan men niet voorzichtig genoeg te werk gaan. Als men ze eerst goed heeft gestoft, worden ze opgevouwen, in een kuip gelegd en met koud water overgoten. Den volgenden dag uit hun bad genomen en uitgedrukt, in geen geval gewrongen. Dan zeept men ze in, vouwt ze weer op, giet er schoon koud water op en zet ze op ’t fornuis om langzaam warm te worden. Het water mag echter in geen geval koken. Men drukt en knijpt ze voorzichtig in het warme zeepsop en herhaalt deze bewerking, totdat de gordijnen schoon zijn. Hierna worden ze gespoeld en geblauwd, gestreven en, naar eigen verkiezing, gestreken of gespannen. Reparaties moeten vóór deze wasch-kuur worden aangebracht. Soms worden tullen gordijnen door ze te mangelen mooier dan door strijken.

’t Is het beste om tullen gordijnen, die door het wasschen te smal geworden zijn, opnieuw nat te maken en ze op de juiste maten te spannen. Men kan ze vóór het spannen even door dun stijfselwater halen.

Vitrage

Voor het wasschen van vitragegordijnen kan men alle aanwijzingen volgen, in het begin van dit hoofdstuk gegeven.

Handschoenen

Alle handschoenen, die niet van de een of andere leersoort gemaakt zijn, zoogoed als leeren handschoenen, die waschbaar zijn, kan men het beste aan de handen wasschen. Ze houden dan hun juiste grootte. Ze kunnen daarna gespoeld, gedroogd en, zoo noodig, gestreken worden.

Hardnekkige vlekken

Het lukt in veel gevallen, hardnekkige vlekken uit waschgoed te verwijderen door het waschgoed te overgieten met een sop van water en witte zeep, het daarmede in den waschketel 12 uur lang te verhitten (zonder dat het water gaat koken) en daarna uit te spoelen in schoon water. Vervolgens weer 12 uur lang verhitten, nog eens uitspoelen en 24 uur in bleekwater zetten. Het is niet noodig om buitengewoon veel materiaal te bezigen. Als men maar voor ruim water zorgt gedurende de verhitting!

Zijn de stoffen „kookbaar”, dan geniet het de voorkeur, er gedurende een kwartiertje ongeveer den kook over te laten gaan.

Een andere „ontvlekkingsmethode” is de volgende:

De vlekken goed inwrijven met gewone groene zeep en dan het goed zóó een dag en een nacht droog laten liggen. Daarna met koud water en soda even opkoken, de zeep eraan latend bij het opkoken. Als het van het vuur is, direct flink uitstampen. Dan het goed uitwasschen met nieuwe zeep,

uitspoelen, nog een zeepsopje geven en bleeken. Als men geen bleek heeft, de stukken waschgoed op een lijn, met de vlekken buiten, in de zon hangen.

Lukken al deze manieren van behandelen niet, dan blijft tenslotte nog een paardemiddel over.

In een steenen kom maakt men kokend, sterk bleekwater en legt de vlek juist onder de oppervlakte hiervan. Vervolgens giet men op de vlek een scheut azijn. Het kan dan zijn, dat de vlek zienderoogen wegtrekt. Zoo niet, dan eenigen tijd in het bijtende vocht laten liggen en na de bewerking goed uitspoelen. Dit middel wordt met zeer veel succes toegepast voor het uitbleeken van verschoten patroontjes en oude inktvlekken.

Wij deelden trouwens reeds eerder mede, dat azijn versterkend werkt op bleekwater. Laatstgenoemd bleekmiddel is echter zéér kras en hieraan mag het waschgoed niet langer dan hoognoodig worden blootgesteld.

Jaeger

Jaeger-ondergoed moet vooral, omdat het meestal de eerste huidbedekking vormt, dikwijls gewasschen worden. En de groote kunst is het hier, ervoor te zorgen, het jaeger zóó te behandelen, dat het in den loop van den tijd niet bruin en hard wordt.

In de eerste plaats dan moet men voor jaeger (en ander wollen ondergoed) een zeer vet sop gebruiken, dat lauw moet zijn, voordat het voor 't wasschen gebruikt wordt. Is het water te heet, dan krimpt het goed, is het sop te koud, dan worden de kleeren niet schoon en naar alle waarschijnlijkheid hard. Het is van groot belang om zachte, onschuldige zeepsoorten te gebruiken.

Een waschbord mag voor jaeger en wol niet gebruikt worden, zoomin als men er op andere manier ruw mee om mag gaan. Knijpen en drukken, echter nooit wringen.

Het verdient aanbeveling om jaeger en wol, voordat het gewasschen wordt, te weeken in lauw water, 't Is het beste, den teil dicht te dekken en, zoo mogelijk, op een lauwe plaats van ’t fornuis te zetten. Nadat het goed ± een halven dag zoo gestaan heeft, brengt men het over in lauw zeepsop,

waarin men het weer urenlang laat weeken. Deze voorbereidende maatregelen maken, dat er minder op gewasschen behoeft te worden. En hoe minder dit plaats heeft, hoe beter het is voor deze weefsels.

Welke zeepsoorten aan te raden zijn voor jaeger? Grove soorten kan men wasschen in goede, zachte huishoudzeep, voor fijnere, teerdere kwaliteiten neme men liever ammoniakzeep. Voor deze stoffen moeten minstens twee zeepsoppen gebruikt worden, waarna het jaeger, stuk voor stuk en heel zorgvuldig, gespoeld moet worden, zoolang, tot er geen zeep meer in het spoelwater is. Het verhaal, dat wollen kleeren niet gespoeld mogen worden, maar zóó uit het zeepsop moeten drogen, verdient geen geloof. Ook mag men jaeger niet bij het vuur drogen, daar het anders krimpt.

Wollen kleedingstukken, die onder het uithangen te veel zouden rekken en daardoor uit hun model raken, moet men neerleggen op schoone doeken, nadat men ze in het vereischte model heeft gebracht.

Keukenhanddoeken

Het wil wel eens voorkomen, dat keukenhanddoeken, ondanks het vele wasschen en uitspoelen, nog voortdurend blauw blijven afgeven, ’t Is een onaangename kwaal, die alleen te verhelpen is, als de handdoeken ettelijke malen worden uitgekookt. Deze bewerking, waartegen een handdoek van goede qualiteit wel bestand is, moet men herhalen totdat de overvloedige kleurstof verdwenen is.

Geven de handdoeken dan nog af, dan spoele men ze in een 5% aluinoplossing.

Kleedjes (het wasschen van gebreide)

Ronde gebreide kleedjes worden in lauw zeepsop gewasschen, flink nagespoeld, zoo noodig gebleekt en dan door slappe stijfsel gehaald. Om ze weer op maat te krijgen teekent men (voordat men gaat waschen) op karton het model van de kleedjes na. Om ze na de wasch te drogen, spant men ze op dat karton, eerst het midden precies op zijn plaats brengend, dan elke punt of boog van het kleedje met een roestvrijen speld langs den geteekenden cirkelomtrek vastzettend. Men laat ze zoo rustig drogen. In de meeste gevallen zal strijken dan overbodig zijn.

Kinderwasch

Over ’t algemeen moeten de teere kleedingstukjes van onze kleintjes voorzichtig behandeld worden, zooals wij reeds eerder opmerkten (zie babykleertjes).

Goede Hollandsche huishoudzeep is vooral aan te raden voor ’t wasschen van wollen stoffen en voor gekleurde kinderjurken. Ook is ze uitstekend geschikt voor ’t uitkoken van wit goed.

Voor 't overige volge men voor de behandeling der kinderwasch, voor zoover noodig, de voorschriften, in dit hoofdstuk gegeven.

Kleeden (Tafel- en Divan-)

Een donker gekleurd kleed van wol, fluweel of pluche kan men (mits kwaliteit en kleur goed zijn) wasschen in een aftreksel van houtzeep. Men wassche zoo vlug mogelijk, om het doorloopen van de kleuren te voorkomen. Ook het spoelen en drogen moet om diezelfde reden vlug geschieden. Niet wringen, maar uitdrukken. Onder het drogen, dat in de buitenlucht moet plaats vinden, af en toe omhangen en het kleed, als dat bijna droog is, aan den verkeerden kant opstrijken.

Voor het strijken van fluweel zie onder hoofdstuk „Fluweel”.

< >