Bij het uitmaken van vlekken is een eerste vereischte om te weten, waardoor de vlek ontstaan is. Want een bloedvlek moet niet op dezelfde manier behandeld worden als een inkt-, een roest-, een vochtvlek.
Ook hangt de wijze van behandelen veel af van de stof, die men wil reinigen. Kan bijvoorbeeld uit witte katoen bijna elke vlek vrij gemakkelijk worden weggewerkt, omdat dit weefsel wel tegen een stootje, in dit geval tegen een bijtend hulpmiddeltje bestand is, heel anders wordt het natuurlijk als men te maken heeft met een japonnetje van teere zij, een subtiele fluweelsoort, een stof, die heel gauw aan verschieten onderhevig is.Bij het uitmaken van vlekken moet men altijd voorzichtig en zorgzaam te werk gaan, omdat men anders groote kans loopt, nog meer te bederven. Men moet zich dus den noodigen tijd gunnen, alles van te voren klaarzetten en vooral niet vergeten, dat men een kleedingstuk, waarmee men bezig was, te drogen of te bleeken legt. Voordat men met de bewerking begint, legt men onder de stof een schoonen doek; men voorkomt dan het beschadigen van de tafel. Voor het wrijven neemt men een lapje van dezelfde stof; men wrijft altijd in de rondte of met den draad mee en houdt niet op voordat de plek drooggewreven is, om kringen te voorkomen. Als men dunne stoffen onder handen heeft, moet voorzichtig gewreven worden, vooral zonder te trekken, daar men anders scheuren en gaten in het weefsel zou halen.
Bij het uitmaken van vlekken, die oplossen bij de bewerking (waaronder te rekenen zijn verschillende vetvlekken, ook die van olieverf, vruchten-, vernis-, lak- en teer-) moet men rekening houden met de volgende tien geboden:
1°. Borstel, als het mogelijk is, de vlekken eerst uit het weefsel. Schuier er luchtig overheen, daar anders de vlek dieper in de stof zou dringen.
2°. Leg daarna onder de vlek een paar schoone lappen, watten, een laagje magnesiapoeder of grauw papier. Hierin zuigt bij het uitmaken een deel van het opgeloste vuil.
3°. Doop een watje, een flanellen lapje of een lapje van dezelfde stof als die, waarin de vlek zit, in het te gebruiken vocht en druk daarmee stevig het vuil uit.
4°. Neem telkens een nieuw watje of een schoon lapje, verleg of vernieuw de onderlaag en eindig met snel en luchtig over de heele vlek te wrijven.
5°. Gebruik weinig vocht tegelijk, opdat het opgeloste vuil niet te snel uitloopt en droogt, nog voordat het weggewreven is.
6°. Maak dus groote vlekken, waarvoor meer vocht gebruikt moet worden, bij kleine gedeelten uit.
7°. Druk zooveel mogelijk op de vlek zelf, opdat ze zich niet kan uitbreiden.
8°. Behandel groote vlekken van den rand naar het midden toe.
9°. Leg op kleinen afstand van de vlek een rand magnesia, stevig aangedrukt, of maak een kring van water om de vlek, waardoor het uitloopen der vlek en van het vlekkenmiddel tegengegaan wordt.
10°. Strijk, zoo noodig, de stof op, na ze met een schoonen doek bedekt te hebben.
Ten slotte nog dit:
Velen deelden uit ervaring mede, dat petroleum-aether een uitstekend middel is om, bij het uitmaken van vlekken, benzine of tetra te vervangen. Het neemt direct de vlekken weg en droogt op zonder een kring of onaangename lucht achter te laten.
Advocaatvlekken, Het uitmaken van advocaatvlekken kan geschieden door ze herhaaldelijk af te wrijven met een doekje met schoon water. Soms helpt koud water al, anders neme men lauw of warm. Zeep moet echter niet worden aangewend.
Benzine-vlekken. Het voorkomen van benzinevlekken (kringen). — In bijna elk huishouden wordt, als men met vetvlekken te doen heeft, benzine gebruikt; men is vertrouwd geraakt met deze vloeistof, men weet, hoe ermee om te gaan zonder gevaar van ontploffing, men blijft met deze vloeistof verre van vuur en licht, maar . . . men zit weleens leelijk te kijken naar de kringen, die achterblijven.
Wil men het ontstaan van kringen voorkomen, dan drenkt men de vlek met weinig benzine, wrijft met een schoonen doek de vlek en voegt daarna nog wat benzine toe; onmiddellijk hierna bestrooit men de vlek met talk- of speksteenpoeder, en slaat dit met een harden schuier flink in de stof.
Men neemt daarna de stof, waarin de vlek zich bevindt, in de handen en wuift haar op en neder, terwijl men op de bevlekte plek blaast, om poeder met vuil te verwijderen.
Als de stof droog is, wordt zij goed geschuierd.
Vele huisvrouwen gebruiken gelukkig inplaats van de ontplofbare benzine, de ongevaarlijke tetra, die echter iets duurder is en die men alleen in de open lucht moet gebruiken, daar tetra min of meer bedwelmend werkt.
Biervlekken. Uit zware stoffen kan men biervlekken verwijderen met een borstel, gedoopt in warm water en met zuivere zachte zeep bestreken. Dan naspoelen met schoon water en de plek droogwrijven met een linnen lapje. Niet strijken!
Uit dunne wollen en zijden stoffen verwijdert men biervlekken met lauw water, vermengd met een gelijke hoeveelheid sterken, ongekleurden spiritus, zooals jenever, eau de cologne, enz. In dit mengsel bevochtigt men een schoonen spons en wrijft daarmee over de vlekken. De vochtige plaats moet aan den achterkant van de stof dadelijk droog gestreken worden.
Biervlekken worden uit marmer en ivoor verwijderd door water of door verdunden geest van salmiak.
Bloedvlekken, Stoffen, waarin bloedvlekken zijn gekomen, moeten onmiddellijk worden gespoeld in schoon koud water. Dus niet in zeepsop. Ook kan men lauw sodawater nemen.
Zijn de vlekken niet versch meer, dan behandelt men ze met warm zeepsop. Heeft men te doen met witte weefsels, dan wil het weleens gebeuren, dat op de plaats van de bloedvlek een roestvlek ontstaat. Deze verwijdert men door er wat zuringzout (vergif) en water op te wrijven en het weefsel in de zon of tegen een warme kruik te houden. Soms lukt het, ze weg te krijgen met een 10 % oplossing van citroenzuur in water. Om dit gedaan te krijgen, moet men er eerst wat absoluten alcohol opdruppelen en daarna iets van de oplossing. Na tien minuten kan men de vlek met ruim water uitwasschen. Zoo noodig herhaalt men de bewerking.
Oude bloedvlekken zijn moeilijk te verwijderen uit gekleurde en teere stoffen. Soms zijn ze weg te werken met lauw pekelwater, maar wij kunnen voor het goede resultaat niet instaan. Een ander middel, dat weleens wil helpen, is een dikke, taaie pap van tarwestijfsel en water, die dik op de bloedvlek wordt gelegd, daar moet opdrogen en dan wordt afgeklopt. Deze proef kan men, zoo noodig, gerust eenige keeren herhalen.
Brillantine-vlekken. Vlekken van brillantine, de vettige vloeistof, waarmee sommige menschen hun haar plakken, worden, evenals andere vetvlekken, verwijderd met tetra, het ongevaarlijke vlekkenwater, dat dezelfde diensten bewijst als de licht ontvlambare benzine.
Eau de colognevlekken. Ook deze komen voor. En wel speciaal in leerwaren. Men kan ze verwijderen met waschbenzine (een ander soort dan de gewone). Met een lapje of dot watten, in deze vloeistof gedoopt, verwijdert men de eau de colognevlek uit het leer, dat men daarna met was opnieuw kan inwrijven.
Eiervlekken. Eiervlekken op zilveren lepeltjes verwijdert men door wrijven met een wollen lapje waarop wat poetscrême. Gewerkt zilver moet met een zacht borsteltje worden behandeld. Beide soorten moeten na het poetsen goed worden uitgewreven en liefst in heet water afgewasschen.
Gouden franje.
Een middeltje om zwartgeworden goudgalon of goudfranje weer als nieuw te maken:
Men neemt ongeveer 1 liter lauw water en doet hier 2 deciliter geest van salmiak bij. Hierin legt men de franje ongeveer 5 minuten te weeken en slaat ze dan flink uit. Het water zal heelemaal groen zien. Nu neemt men nogmaals 1 liter water en 2 d.L. geest van salmiak en herhaalt de vorige behandeling, spoelt daarna de franje zoo vaak in schoon water, tot het water helder blijft en hangt galon of franje bij de kachel of in de zon, opdat ze zoo snel mogelijk kan drogen.
Glimvlekken (door slijtage ontstaan). Glimvlekken op kleeren wrijft men weg met een mengsel van 1 d.L. water, 20 gram zout en 10 gram ammonia.
Harsvlekken. Men kan harsvlekken uitstekend verwijderen met aceton, een vloeistof, die bij de meeste drogisten te krijgen is. Ook eau de cologne of een andere zuivere alcoholsoort is een goed middel.
Inktvlekken. Ze zijn werkelijk heel onooglijk, de brutale zwarte, roode of donkerblauwe vlekken op onze meubelen en kleeren, op tapijten en gordijnen en het ergste is, dat ze meestal zoo moeilijk weer weg te krijgen zijn. Is men er dadelijk nadat het ongelukje plaats vond met de noodige hulpmiddeltjes bij, dan valt nog veel goed te maken. Oudere inktvlekken echter laten zich alleen op den duur en met veel geduld en voorzichtigheid onzichtbaar maken.
Tegen inktvlekken in hout (tafels, schrijftafels), helpt inwrijven met een papje van sigarenasch en water, vooral in eikenhout, echter ook in andere houtsoorten. De vlekken moeten echter niet te oud zijn.
Als inkt in linnengoed gemorst is, moet de behandeling onmiddellijk na het morsen geschieden. De vlek wordt met keukenzout ingewreven, telkens opnieuw, zoo lang tot het zout schoon blijft. De inkt is dan verdwenen. Op tafel- en vloerkleeden toegepast, is dit een probaat middel, ook op wollen stoffen geeft het vaak een goed resultaat.
Als inkt is gemorst op een tullen kleedje of een ander voorwerp van dergelijk teer weefsel, moet men het artikel een uurtje in een lauw sop van goede huishoudzeep laten staan en daarna een half uur in warm bleekwater. Na dien tijd is alle inkt verdwenen.
Men denke er aan, terstond na het morsen aan het werk te gaan, dat is de eenige methode om het kwaad volkomen ongedaan te maken.
Inktvlekken in linoleum en zeil worden gebet met azijn of melk. Uit doorgedrukt of effen linoleum kan men ze wegschuren met fijn zand, Brusselsche aarde of zacht schuurlinnen. Het linoleum wordt daarna opnieuw met was opgewreven.
Inktvlekken op zijden, linnen, katoenen en fluweelen stoffen.
Leg op de vlek boraxpoeder — maak dat nat door er b.v. met een lepeltje water op te gieten, zoodat het een papje wordt — druk dat flink er op, maar wrijf niet, want dan vergroot de vlek.
Laat het een dag of een nacht liggen, totdat alles volkomen droog is en verwijder daarna het droge poeder. Behandeling zoo noodig herhalen, als de vlek den eersten keer nog niet geheel verdwenen is.
Natuurlijk de natte plek op een schoteltje of bordje leggen, om de tafel te beschermen.
Uit steen en marmer verwijdert men de vlekken met bleekwater of melk en spoelt goed met water na. Ook kan men een puimsteentje gebruiken of met een Gothlandschen steen schuren. Geen azijn gebruiken, want azijn vreet marmer weg.
Voor gepolijst marmer en steen gebruikt men bij voorkeur melk. Ook kan men met terpentijn de waslaag oplossen, waarmede het marmer is ingewreven, in welk geval dan meestal ook de inktvlek verdwijnt. De dolgeworden plek wrijft men met was na.
Glas, porcelein en aardewerk, waarop inktvlekken zijn, wrijft men met bleekwater of azijn. Ook kan men schuren met azijn en Brusselsche aarde.
Vlekken van aniline-inkt kan men verwijderen met behulp van absoluten alcohol. Tegen vlekken van rooden inkt helpt warm chloorwater. Ook karnemelk kan soms uitstekende diensten bewijzen.
Zijn inktvlekken in leer gekomen, dan wascht men (als de vlekken nog versch zijn) deze herhaaldelijk met citroensap.
Ondanks al deze recepten moet men heel voorzichtig zijn met het morsen van inkt. Want de samenstelling is zóó verschillend, dat geen succes te verzekeren is.
Jodiumvlekken. Jodiumvlekken worden verwijderd door ze te bevochtigen met een 10 procent oplossing van jodkali en ze daarna af te wasschen met een fixeersoda-oplossing.
Een ander advies luidt: Drenk de jodiumvlekken met ammonia liquida. De jodium lost dan als sneeuw voor de zon, geheel kleurloos, op. Dit middel werd bijvoorbeeld op witte Indische dameskleeren herhaaldelijk met succes toegepast.
Een deskundige, bekend chemicus, raadt ten sterkste aan om jodiumvlekken in marmer te behandelen met hypo (onderzwaveligzure soda), zooals die bij den drogist te krijgen is.
Een ander middel is warmgekookte stijfsel. Deze mag natuurlijk alleen worden toegepast, als het weefsel er tegen kan. Zelfs oude vlekken verdwijnen geheel na eenige malen inwrijven.
Jusvlekken. Uit tapijten worden jusvlekken als volgt verwijderd: Wat pijpaarde (verkrijgbaar bij den drogist) wordt heel even gekookt met azijn, zoodat men een papje krijgt, waarmee men de heele vetvlek bedekt. Men laat het erop zitten tot het droog is, waarna men het eruit borstelt. Mochten zich klontjes of harde stukjes gevormd hebben, dan klopt men die eerst tot poeder, opdat men het kleed niet beschadigt. Na het uitborstelen zal blijken, dat al het vet verdwenen is en het kleed komt er als nieuw onderuit te voorschijn.
Waschbare stoffen, waarin jusvlekken zijn gekomen, moeten in vet zeepsop gewasschen worden.
Vlekken van kaarsvet. De vettige vlekken, door kaarsvet veroorzaakt, kunnen worden verwijderd met benzine (voorzichtig!), tetra, of verwarmden witten terpentijn (voorzichtig, au bain Marie en nooit op het vuur verwarmen!).
Als kaarsvet op biljartlaken is gevallen, moet eerst het vet worden afgekrabd, zoo voorzichtig mogelijk. Dan belegt men de vlekken met grauw papier en strijkt ze uit, telkens een nieuw stuk papier nemende, steeds met heete ijzers werkende en niet ophoudend voordat ook het laatste spoortje verdwenen is. 't Is een geduldwerkje, dat is een feit, maar het loont ruimschoots de moeite.
Kalkvlekken,
Men kan kalkvlekken verwijderen met azijn. Een lap doopt men er in en wrijft er mede. Uit wollen stoffen verwijdert men ze ook, als men ze bestrijkt met een oplossing van één deel aluin en twee deelen water, een vochtigen lap er op legt en daarop een warm strijkijzer (niet te heet, anders schroeit de boel) een minuut of vijf laat staan.
Koffie-, thee- en chocoladevlekken.
Het is opmerkelijk, hoeveel vlekken deze drie dranken op onze kleeding achterlaten! Nu is het toevallig, dat bij het uitmaken van al die ongerechtigheden rekening moet worden gehouden met hetzelfde feit, nl., dat deze vlekken een combinatie vormen van;
1°. een kleurstof van plantaardigen oorsprong,
2°. melk en
3°. suiker.
Om die reden moet hier met verschillende middeltjes worden gewerkt.
Kleurstoffen van plantaardigen oorsprong worden weggemaakt met behulp van spiritus of eau de Cologne. Het vet van de melk verdwijnt door wat benzine of tetra en de suiker . . . wel, die is al opgelost in een van beide genoemde vloeistoffen en dus onder ’t wrijven reeds verdwenen.
Als in linnengoed theevlekken zijn gekomen, kunnen ze met behulp van bleekpoeder daaruit verwijderd worden. Is de vlek hardnekkig, dan maakt men warm bleekwater (door de bleekpoeder in warm water op te lossen) en laat de gele plek daar even in liggen. Goed naspoelen met schoon water.
Theevlekken kunnen uit gekleurde stoffen verwijderd worden met behulp van spiritus of eau de cologne. Was er melk in de thee, dan moet men, terwille daarvan, nawrijven met benzine of tetra.
Om koffievlekken uit kleeren te maken, verwijdert men eerst het vet van de melk door middel van tetra of benzine. Daarna spant men de gevlekte plaats over een pannetje en giet een dunnen, zoo hoog mogelijk opgevoerden straal kokend water er overheen. Heeft de vlek een groote oppervlakte of is zij verouderd, dan moet men deze behandeling eenige keeren herhalen. Het water moet vooral kokend zijn.
Chocoladevlekken verdwijnen door ze te wrijven met spiritus, eau de cologne, brandewijn of jenever en het vet van de melk door wat benzine. De suiker lost, naar wij reeds zeiden, vanzelf op in een van deze vloeistoffen.
Wie uit het een of andere weefsel een thee-, koffie- of chocoladevlek wenscht te verwijderen, doet verstandig, de proef eerst op een lapje van de stof toe te passen om te zien, of kwaliteit en kleur tegen de bewerking bestand zijn. Het is onmogelijk, in dezen te generaliseeren.
Lakvlekken. Wie lakvlekken op kleeren heeft gekregen, kan die verwijderen door ze in te wrijven met wijngeest, waarna men het week geworden lak met een mesje er afneemt en de achtergebleven plekken met spiritus wrijft.
Levertraanvlekken. Levertraanvlekken kan men op de volgende wijze verwijderen: men strooit op een stuk papier een dik laagje pijpaarde en legt het weefsel met de vlek daarop. Nu legt men boven op de vlek óók pijpaarde, ongeveer 1 centimeter dik en giet er tetra op, zoodat het goed vochtig wordt. Hierop legt men een stuk grauw papier en gaat er met een warmen bout overheen. Is de vlek nog niet geheel verdwenen, dan herhaalt men de proef nog eens.
Limonadevlekken. Vlekken van limonade in zij, satijn, crêpe satin en dergelijke stoffen kan men uitmaken door den achterkant van de stof te wrijven (in 't rond) met een watje, gedrenkt in absoluten alcohol. Vóórdat men gaat wrijven, eerst het watje flink uitknijpen, daar men bij ’t gebruiken van te veel vloeistof kringen overhoudt, die men niet meer weg kan werken en die soms erger zijn dan het oorspronkelijke vlekje.
Uit wollen stoffen verwijdert men ze, door op den bovenkant te wrijven met een lapje, gedrenkt in absoluten alcohol
Lijmvlekken.
De manier om lijmvlekken te verwijderen, is, ze te wrijven met een doek, gedrenkt in lauw water of azijn. Zijn de stoffen waschbaar, dan spoelt men ze in een dezer beide vloeistoffen.
De laatste sporen van timmermans- of houtlijm laten zich soms verwijderen, als men de vlekken insmeert met groene zeep, deze 6 à 8 uur laat inwerken en ze dan met brandewijn uitborstelt.
Melkvlekken.
In de meeste gevallen lukt het, melkvlekken te verwijderen met behulp van benzine (voorzichtig!) of tetra. Niet te veel vloeistof gebruiken en een doek of poreus papier onder de stof leggen.
Moddervlekken.
Over het algemeen kan men uit donkere wollen weefsels moddervlekken verwijderen door de vlekjes te wasschen in houtzeep. Lichte kleuren behandelt men met een oplossing van een of andere zachte zeep of, zoo dit niet helpt, met een borsteltje, gedoopt in terpentijn.
Heeft de morsige straat kwaad gedaan aan een fluweelen of zijden japon, dan is het ’t beste, de vuile sputters eerst rustig te laten drogen. Daarna borstelt men ze zoo goed mogelijk uit, om eindelijk de laatste sporen te verwijderen met behulp van absoluten alcohol.
Om modderspatten uit mantels te verwijderen, geven wij den raad, eerst eens te probeeren om de spatten, zoodra die goed zijn opgedroogd, uit te borstelen. Lukt dit niet, blijven er leelijke sporen achter, dan moet men zijn toevlucht nemen tot een afwaschbeurt met heet water. In de meeste gevallen is elk spatje dan wel verdwenen. In geval van nood borstelt men de vlekjes weg met warm zeepsop. Ze moeten in dat geval worden nagespoeld en de heele plek moet opgestreken worden. Natuurlijk past men deze laatste methodes alleen toe waar het stoffen betreft, die tegen water kunnen. En dat is bij mantels bijna altijd het geval.
Heeft de modder vettige sporen achtergelaten, dan wrijve men nog eens na met een lapje of watje, gedrenkt in tetra of benzine.
Olievlekken in eikenhout.
Vaklui behandelen dergelijke ongelukjes met gemutiliseerde spiritus. Met deze vloeistof wordt de vlek gewreven, eerst heen en weer, dan in ’t rond.
Op den duur verdwijnt zoo’n olievlek ook vanzelf. Daar gaan echter, naar de ervaring leert, eenige jaren overheen. Is het eikenhout gelakt, dan duurt het nog langer.
Petroleumvlekken.
Petroleumvlekken verdampen op den duur van zelf. Moet de vlek echter snel weggemaakt worden, dan moet men haar, als dat kan, in de zon leggen, of, met grauw papier bedekt, met een warm ijzer strijken.
Uit waschbare weefsels, uit wit hout, steen, zeil, linoleum en porcelein kunnen petroleumvlekken met zeepsop verwijderd worden. Zeil en linoleum moet men na zoo’n bewerking opnieuw in de was zetten.
Petroleumvlekken laten zich snel verwijderen als men een stuk vloeipapier onder de vlek legt, de met petroleum bemorste plek met benzine bevochtigt en er magnesia over strooit. Hierop legt men weer een stuk vloeipapier en laat alles onder zwaren druk een halven dag staan. Petroleum zoo goed als spiritusvlekken verdwijnen, als boven gezegd, vanzelf, zonder het minste spoor achter te laten, als men ze maar lang genoeg aan de lucht blootstelt.
Roestvlekken.
Roestvlekken in linnengoed . . . een schrik voor de huisvrouw. Want als die gele, schijnbaar onschuldige, vlekjes blijven zitten, vallen na betrekkelijk korten tijd gaten in het weefsel. Dus is het zaak, ze zoo gauw mogelijk te verwijderen, ’t Gaat trouwens eenvoudiger dan menigeen denkt: Men legt het goed, waarin de vlek zit, op de strijkplank, druppelt er citroensap op, legt er een natten doek over en strijkt daar met een heeten bout overheen. Versche roestvlekken zijn meestal reeds na twee van zulke behandelingen verdwenen, bij oudere moet men een beetje meer geduld oefenen. Maar verdwijnen doen ze op deze manier allemaal. Natuurlijk moet het goed daarna gewasschen worden.
Roestvlekken in matten en in wollen dekens. Twee moeilijke problemen!
Voor de matten raden wij aan, een beetje zuringzout en water op de leelijke plekjes te wrijven en een warme kruik onder de roestvlek te houden. Ook kan men een 10% oplossing van citroenzuur in water aanwenden. Men druppelt eerst een beetje absoluten alcohol op de vlek en daarna iets van de oplossing. Na 10 minuten met schoon water uitwasschen en de bewerking zoo noodig herhalen.
Een wollen deken zal er, bij het probeeren om roestvlekken te verwijderen, waarschijnlijk niet mooier op worden. Het beste middel, dat hier toegepast kan worden, is citroenzure ammonia. Men bereidt dit door bij een oplossing van citroenzuur zooveel salmiak te gieten, tot men een sterke lucht van salmiak waarneemt.
Roestvlekken worden uit marmer en steen verwijderd als men ze schuurt met Gothlandsche steen. In het uiterste geval gebruikt men bleekwater, wat daarna goed weggespoeld dient te worden.
Uit geglazuurd aardewerk en porselein verwijdert men ze met bleekwater en azijn.
Een uitstekend middel om verroest nikkel, koper, ijzer en staal schoon te maken is het te schuren met citroensap en fijn zand. Ook petroleum werkt uitstekend.
Roest in zijde.
Men kan roestvlekken verwijderen uit zijde door ze stevig in te smeren met een prop watten, gedoopt in citroensap, waarin vrij veel zout is opgelost. Alles een nacht over laten zitten. Den volgenden morgen zullen de vlekken verdwenen zijn.
Schimmel-, vocht- en weervlekken.
Het weer ....
Wij willen het niet hebben over de gure vlagen, over regen en storm, zooals die in ons lage landje in bijna elk jaargetij beschoren zijn, en die wij — dat is nu eenmaal onvermijdelijk — kalmpjes over ons hoofd moeten laten gaan.
„Het weer”, dat wij bedoelen, is gelukkig wèl te vermijden.
Want zij, die voorzichtig en op practische, verstandige wijze met haar waschgoed omgaan, zullen geen kans loopen om die zoo zeer gevreesde bruine en zwarte vlekjes in lakens en sloopen, in servetten en ander linnengoed te zien ver-
schijnen, die leelijke, zoo moeilijk te verwijderen plekjes, die wij „het weer” noemen.
Wat het is? Schimmelplantjes, die het slijten van ’t goed bevorderen en die meestal niet, een enkelen keer door bijtende middelen, wèl te verwijderen zijn. Het is dus zaak, het kwaad te voorkomen, en vooral in wintertijd, als de wasch zoo slecht droogt, moet de huisvrouw, die er prijs op stelt haar zaakjes in orde te hebben, terdege opletten.
Wat toch is het geval? Het is een fout in veel gezinnen, dat het vuile waschgoed niet altijd droog wordt bewaard. Handdoeken en kindergoed worden niet alleen vuil, maar ook in vochtigen toestand, in kist of mand geborgen en het duurt soms een paar weken eer de vuile wasch daaruit weer te voorschijn wordt gehaald om gereinigd te worden. Vuil goed moet droog worden weggeborgen en zijn er verontreinigingen in, dan dient men het eerst te spoelen en goed te drogen, voordat het bij de rest van 't waschgoed wordt gevoegd.
Een tweede manier om weervlekken te voorkomen is, ervoor te zorgen, dat de schoone wasch, als ze wordt weggeborgen, volkomen droog is. Want in stoffen, die langen tijd vochtig blijven, nestelt zich het zoo gevreesde schimmelplantje en ontstaat dus „het weer”.
Wij kunnen er dus niet genoeg op aandringen, het waschgoed met de grootste zorgvuldigheid te behandelen! Ook is het van belang, dat de linnenkast op een volkomen droge plaats staat.
Weervlekken verdwijnen uit wit linnengoed meestal wel in bleekwater. Komen ze voor in donkere stoffen, dan bedekt men ze met een mengsel van water, salmiak en viermaal zooveel keukenzout.
Ons is een zeer eenvoudig middel bekend om te controleeren of kamers al dan niet vochtig zijn. In de goed gesloten kamer wordt een schoteltje met versch gebrande, fijne kalk neergezet, welke hoeveelheid vooraf nauwkeurig is gewogen. Na 24 uur weegt men de kalk opnieuw en gaat na, hoeveel de gewichtstoeneming bedraagt. Is die meer dan 1%, dan dient de vochtigheidstoestand als meer dan normaal beschouwd te worden.
Kleeren, die door vocht zijn aangetast en schimmelvlekken vertoonen, moeten op een warme plaats te drogen worden gehangen.
Bij zonnig weer brengt men ze in de buitenlucht en hangt ze dan, nadat men ze, om verschieten te voorkomen, binnenste buiten heeft gekeerd, in de zon. Maar als het zonnetje zich schuilt houdt, brengt men de kleedingstukken in een goed verwarmd vertrek, waar ze zoo wijd mogelijk worden uitgehangen. Men doet verstandig, de ramen open te zetten, omdat anders een hoogst onaangename lucht in het vertrek zou komen. Zijn de kleeren goed droog, dan borstelt men ze af en ... . heeft alle kans, dat geen spoortje van schimmel of vochtvlekken is overgebleven. Mocht echter blijken, dat de kleur van de stof min of meer is aangetast, dan wrijft men die vlekjes met water, waarin een klein scheutje ammonia is opgelost. Men moet er altijd aan denken, dat zoo’n ammonia-oplossing héél slap moet zijn. Op een teil water is een eetlepel ammonia voldoende.
Om hardnekkige vochtvlekken uit linnengoed te maken, schaaft men een stuk goede waschzeep, kookt dit in water tot een pap, bestrijkt daarmede de vlekken en strooit er een weinig potasch over; dan legt men het 24 uur te bleeken en zorgt er voor, ’t voortdurend nat te houden; daarna wascht men het uit in water.
Vochtvlekken in boeken of leer kan men soms verwijderen door eenige druppels lavendelolie te druppelen in het boek of op het leder.
Zijn in kopergravures en andere zwarte platen vochtvlekken gekomen, dan neemt men een halven liter water en dertig gram phosphorzure natron en brengt het water aan den kook. Daarna doet men de gekookte vloeistof in een platten schotel, die geschikt is, om er de plaat in te leggen. Deze blijft zoolang in de oplossing liggen, tot de vlekken verdwenen zijn; dan wordt hij in schoon water gespoeld en op vloeipapier te drogen gelegd of opgehangen.
Schimmel op papier, behangsel, enz. bestrijkt men met een watje, gedoopt in een mengsel van één deel salicylzuur in vier deelen spiritus.
Schoenen, die beschimmeld zijn, wrijft men af met verdund karbolzuur of verdunde glycerine.
Om het beschimmelen van leer te voorkomen, wrijft men het van tijd tot tijd in met terpentijnolie.
Het beschimmelen van kleeren, boeken, enz., die in vochtige ruimten moeten zijn, voorkomt men door in het vertrek eenige potjes met ongebluschte kalk zetten. De kalk moet van tijd tot tijd vernieuwd worden.
Het ontstaan van schimmel op meubelen wordt voorkomen door ze niet te dicht tegen den muur te zetten. Mochten ze er reeds op zijn, dan verwijdert men ze door de meubelen af en toe te wrijven met petroleum.
Schoensmeervlekken. Dergelijke vlekken kan men veelal verwijderen met behulp van een watje, gedrenkt in verwarmde terpentijn. Warme terpentijn lost nl. de kleurstoffen op, die in het schoensmeer aanwezig zijn.
Sodavlekken. Vlekken, veroorzaakt door sodawater, kunnen uit linoleum worden verwijderd door het zeil een extra wrijfbeurt met een mengsel van gele was en terpentijn te geven.
Suikervlekken. Deze onschuldige vlekken kan men verwijderen met een in water gedoopt watje.
Teervlekken. Teervlekken maakt men uit verschillende stoffen met behulp van verwarmde witte terpentijn of spiritus. Men moet terpentijn au bain Marie verwarmen om brandgevaar te voorkomen en dus uiterst, uiterst voorzichtig wezen. Bij het werken met deze vloeistoffen moet men eraan denken, dat spiritus en andere alcoholsoorten oplossend werken op vernis, lak en verf en dat men dus teervlekken niet altijd kan verwijderen zonder de grondstoffen te beschadigen. In sommige gevallen zal dus het middel erger blijken dan de kwaal.
Oude en harde teervlekken weekt men met warm water, warme olijfolie of reuzel; daarna borstelt men de stof beurtelings af met sterk zeepsop en terpentijn, waarna men met schóón water uitspoelt. Ook kan men verouderde teervlekken bestrijken met een papje van eierdooier en terpentijn. Na een uur krabt men de droge korst weg en wascht met heet water.
Transpiratievlekken.
Ze zijn héél lastig en ze bederven vaak op hopelooze wijze een japon of mantel. Een mengsel, bestaande uit drie deelen zwavelether, drie deelen spiritus en één deel geest van salmoniak is soms in staat ze te doen verdwijnen. Zijn ze van recenten datum, dan leveren borax en schoon water vaak ook goede resultaten op.
Op verouderde vlekken neme men de proef met azijn of citroen. Als de stof gewasschen kan worden, wascht men de vlekken nog na met lauw zeepsop. Daarna spoelen. Bij twijfel aan de kleurechtheid doet men verstandig, de proef te nemen met een lapje van dezelfde stof.
Is door het transpireeren de verf uitgebeten, zoodat in een gekleurd weefsel witte vlekken of kringen zijn ontstaan, dan weten wij geen beter middel dan het kleedingstuk plaatselijk te laten bijverven.
Uitgebeten plekken.
Gekleurde stoffen, waarvan de verf door verkeerde behandeling of door welke Oorzaak dan ook is uitgebeten, kunnen plaatselijk worden bijgeverfd.
Een ander middel om de fout te herstellen, bestaat niet.
Verfvlekken.
't Is voor menigeen een wanhopig werk om oude, hard geworden olieverfvlekken te verwijderen. Maar wie de juiste methode kent, lacht om het geval en weet ook de oudste vlekken weg te werken. Men vermengt namelijk gelijke hoeveelheden geest van salmiak en terpentijn en voegt daar een weinigje azijnether aan toe. Tegen deze mélange zijn ze niet bestand.
Versche vlekken van olieverf kan men verwijderen met terpentijn, verwarmden spiritus (au bain Marie, dus niet op het vuur) of absoluten alcohol.
Olieverf, die niet meer dan eenige dagen oud is, kan gemakkelijk van blikken voorwerpen worden verwijderd met behulp van terpentijn of petroleum. Afwrijven met een dezer vloeistoffen is gewoonlijk al voldoende. Heeft de verf al vrij langen tijd vastgezeten en lukt het verwijderen ervan niet op bovengenoemde wijze, dan dompelt men het blikken voorwerp in een heete, verzadigde oplossing van potasch (of wascht het daarmee af), laat het drogen en spoelt met heet water na.
Vernisvlekken.
Zoolang de vernisvlekken versch zijn, kunnen ze met spiritus worden weggewreven. Daarna, dus bij oude vlekken, is er in veel gevallen niets meer aan te doen.
Vetvlekken.
Wie olie-, boter-, vet- of jusvlekken wil verwijderen uit waschbare wollen en katoenen weefsels, zal, als het groote vlekken betreft, het beste doen, het heele kleedingstuk een flinke waschbeurt te geven. Is de vlek echter klein, dan moet men haar behandelen met een lapje of zacht borsteltje met wat zeepsop en met schoon water naspoelen. Daarna strijkt men de plek, met een doek bedekt, droog.
Heeft men te doen met katoen of wol, welke niet gewasschen kan worden, dan moet men, om vetvlekken uit een dezer weefsels te verwijderen, zijn toevlucht nemen tot benzine of tetra. Ook kan men zijn toevlucht nemen tot verwarmde witte terpentijn, die daartoe in kleine hoeveelheden wordt gewarmd in een bakje met heet water.
Nu zijden weefsels.
Er zijn verschillende soorten zij, die, zoodra ze met vocht in aanraking komen, hun mooien glans verliezen. Heeft men met een dergelijk weefsel te doen, dan moet men eerst probeeren, de vetvlek weg te wrijven met droge watjes. Inderdaad lukt deze bewerking, hoe eenvoudig ze ook is, in veel gevallen.
Verdwijnt de vlek echter niet op deze manier, dan moet men haar behandelen, zooals men dat doet met vetvlekken in niet waschbare weefsels. (Zie boven.) Men wrijft echter, waar het zijde betreft, altijd in ’t rond, opdat de draden van het weefsel niet verschuiven.
Heeft men vetvlekken in dunne, teere zijde, dan bedekt men ze met een papje van magnesia en benzine, laat dit rustigjes drogen en klopt of wrijft het daarna weg.
Satijn moet op dezelfde manier vetvrij gemaakt worden als gewone zijde, met dien verstande echter, dat men de bewerking aan den achterkant van de stof toepast. Geen papje en niet wrijven op de bovenzij; de stof zou haar mooien glans, zoo niet geheel, dan toch gedeeltelijk verliezen!
Volgt fluweel. Zeker, ook dat kan men, met een beetje handigheid, zelf weer schoon krijgen. Men maakt vetvlekken uit fluweel op dezelfde manier als men dat doet uit met waschbare stoffen. Dus met benzine, tetra of verwarmde witte terpentijn.
Maar nu kan zich heel licht het geval voordoen, dat door deze bewerking een pletvlek ontstaat, die al bijna even onooglijk is als de vroegere vetvlek. Is dat het geval, dan houdt men het fluweel daar, waar het geplet is, met den ruigen kant boven den wasem van kokend water, borstelt het voorzichtig tegen den draad in en wrijft het daarna met de hand glad. Of wel men bevochtigt het fluweel aan de achterzijde, houdt het (zonder het neer te leggen) strak en strijkt den natgemaakten kant droog.
Wie den inhoud van een sauskom over het tapijt heeft gekregen, behoeft niet met de handen in het haar te zitten. Het is ook niet noodig, het kleed naar een chemische wasscherij te zenden, mits de vrouw des huizes er het noodige geduld en de noodige moeite voor over heeft om het zaakje zelf weer op te knappen. In dit geval gebruikt men geen benzine of terpentijn, daar deze zoover in de dikke stof zouden wegvloeien, dat de geschiedenis een beetje kostbaar werd. Men neemt een stuk poreus papier, belegt daarmee de vlek, strijkt er met een warm ijzer overheen en herhaalt deze bewerking (telkens met een versch stuk grauw papier), totdat de vetvlek is verdwenen. Is de vlek heel groot, dan kan men haar bestrijken met ossegal en daarna uitwasschen. Of wel, haar uitborstelen met een aftreksel van houtzeep.
Is een gedeelte van de jus terechtgekomen op het zeil of linoleum, dan wordt de quaestie gemakkelijker opgelost. Een eenvoudige afwassching met warm zeepsop is voldoende. En dan de plek maar weer flink in de was zetten!
Heeft het vet leelijke vlekken gemaakt in gewast hout of in een parketvloer, dan verwijdert men die door ze uit te wrijven met verwarmde witte terpentijn. Men zet het hout daarna opnieuw in de was. Mochten de vlekken voor deze bewerking te diep zijn doorgedrongen, dan schuurt men ze weg met schuurlinnen of staalkrullen.
In sommige keukens treft men nog veel „wit-hout” aan. Dat zijn vloeren, tafels, deegrollen, brood- en vleeschplanken, stoven en andere voorwerpen van beuken-, eiken- of grenenhout, gemaakt met de bedoeling om ze blank te houden.
Dit hout wordt dan ook „wit geschuurd”, bij welke bewerking men het vuil verwijdert en een klein deel van het witte poeder, waarmee men schuurt, in de poriën van het hout laat dringen. Het wordt ten slotte met koud water nagespoeld, met droge doeken afgeveegd en op een niet te warme plaats te drogen gezet. Goed witgeschuurd hout mag niet afgeven als men er met de hand over strijkt. Zijn in dergelijke gebruiksvoorwerpen of in withouten vloeren vetvlekken gekomen, dan bedekt men die met een laagje pijpaarde en water of met een papje van magnesia, laat dit er eenige uren op liggen, verwijdert het achtergebleven poeder en herhaalt, zoo noodig, de bewerking. Zijn de vlekken te diep ingedrongen, dan schaaft men ze weg met een stukje glas.
Een ander, veel voorkomend vet-euvel doet zich voor op het behang, vooral van kastdeuren. Soms lukt het, met behulp van een watje met benzine, de leelijke vlek te verwijderen. Maar heel voorzichtig te werk gaan! Alleen betten, niet wrijven, en dat met zoo weinig mogelijk vocht. Want als men te veel benzine gebruikt, loopt men groote kans, ook het doek, waarop ’t behang geplakt zit, vochtig te maken, waardoor het vuil optrekt en een nieuwe vlek veroorzaakt. Dus het watje, dat in benzine is gedoopt, goed uitdrukken, dan de vette plek ermee betten en voorzichtig nawrijven met propjes droge watten.
Wie in ’t gelukkige bezit is van geweven behang, verwijdere daaruit eventueele vetvlekken nooit met de een of andere vloeistof (hierdoor zouden, ook alweer door de onderlaag, vlekken of kringen kunnen ontstaan) maar wrijve met droog brood of watten.
Leer, dat vettig is geworden, of waarop formeele vetvlekken zijn gemorst, wrijft men af met watjes, gedoopt in benzine of tetra. Ook hier neemt men, om kringen te voorkomen, maar weinig vocht. Wit en lichtgekleurd glacéleer wrijft men na met talkpoeder.
Vilthoeden (vuile).
Men neme 3 % waterstofsuperoxyde, vermenge dit met ⅓ heet water en met een schoon schuiertje begint men eerst de vlekken te verwijderen, om dan den heelen vilthoed goed onder handen te nemen. Daarna in het volle zonlicht laten drogen.
Vliegenvuil.
Met het warme zomerweer komen, ieder jaar, de kleine zwarte kwelgeesten onze huizen binnen en ze ergeren ons, niet alleen door hun onaangename aanwezigheid, door het minder smakelijke, ’t gevaarlijke soms van hun bezoek aan onze eetwaren, maar vooral ook door de sporen, die ze achterlaten op meubelen en blinkende voorwerpen. Wij schaffen ons vliegenvangers van allerlei soort aan, wij trachten de brommers te lokken met lijm en stroop, wij doen ons best, ze in vernuftig uitgedachte „vallen” te verzamelen en wij maken jacht op dit schadelijke insect met het moorddadige wapen, dat vliegenmepper heet. En toch gaat geen dag voorbij, toch krijgt geen enkele kamer een beurt, of op schilderijlijsten en spiegels, op de knopjes van electrische bellen, op 't glanzende hout der mahonie-meubelen vinden wij het hatelijke vliegenvuil.
Op onze gepolijste meubelen vallen die vlekjes erg op. Evenzoo op de vergulde lijsten van spiegels, op de spiegels zelf en op schilderijen. Maar met een wollen lapje, gedrenkt in petroleum, doet men wonderen, tenminste wat de meubelen betreft. Van verguldsel verwijdert men het vliegenvuil met behulp van een doorgesneden ui, die met wat zout bestrooid is. Als men daarmee wrijft en na korten tijd afveegt met een sponsje, in koud water gedoopt en daarna uitgedrukt, kan men de behandelde plekken rustig laten opdrogen.
Zitten er vliegenvlekken op voorwerpen van gevernist metaal of brons, dan kan men ze verwijderen door er met een penseel met wat stijf geklopt eiwit of wat slaolie over te strijken.
Vliegenvuil in zijden stoffen (lampekappen, kleedjes, kussenovertrekken en dergelijke) kan men verwijderen door de zijde te dompelen in koud water met een scheutje ammonia, waarna men in schoon koud water naspoelt.
Vlekken van vliegenvuil in stoffen, die bestand zijn tegen zeepsop, kunnen worden weggewasschen. Is het vuil terecht gekomen in gekleurde zijde, dan moet men het te wasschen stuk eerst 5 minuten weeken in koud water met zout (voor zijde nooit azijn gebruiken bij ’t weeken). Dan wascht men de zijde in een lauw of koud sop van zachte zeep, (er zijn hiervoor verschillende goede soorten in den handel) spoelt eenige malen na in koud water, strijkt de zij aan den verkeerden kant droog en strijkt ze daarna aan den rechten kant. Bij lampekappen, waaraan de zijde vastzit op het geraamte, maakt men gebruik van een zachte spons, gedoopt in bovengenoemde vloeistoffen.
Marmer en zandsteen, door vliegen bevuild, kunnen worden schoongemaakt met uienwater (in een liter water eenige groote uien koken).
Vruchtenvlekken.
Deze vlekken kunnen in de meeste gevallen uit niet waschbare zijden weefsels worden verwijderd met absoluten alcohol. Als de stoffen wel kunnen worden gewasschen, moet dat dadelijk gebeuren in schoon, koud water. Ze mogen niet met zeep in aanraking komen.
Bij versche vruchtenvlekken kan men de stof strak over een kom spannen en precies op de vlek een straal lauw water gieten.
Vlekken van was.
Vlekken, ontstaan door roode wrijfwas en beits, kunnen soms worden uitgemaakt als men ze eerst uitwrijft met terpentijn (dit wat betreft de was) en daarna met eau de cologne of ongekleurden spiritus, welke laatste behandeling moet dienen om de roode kleurstof te verwijderen. Ook wollen en zijden stoffen kunnen (als ze niet van inferieure qualiteit zijn) deze behandeling wel verdragen. Lukt het niet, dan moet men het kleedingstuk naar een goede chemische wasscherij zenden met opdracht om de vlek uit te maken en, zoo noodig, plaatselijk bij te verven.
Watervlekken,
Soms gaat het heel gemakkelijk, in andere gevallen is 't een onbegonnen werk om te probeeren, watervlekken uit de een of andere stof te verwijderen. Wie waterspatjes heeft gekregen op een mantel of japon van laken, doet het beste, het kleedingstuk, dat hier en daar leelijke vlekjes vertoont, in zijn geheel nat te maken en het, nadat men het met een doek heeft bedekt, op te strijken. De vlekken zullen dan verdwenen zijn, omdat de stof ontglansd is. Nieuwe watervlekken zullen, ook als men een regenbuitje op den mantel kreeg, niet meer zichtbaar zijn.
Watervlekken kan men uit lancastergordijnen verwijderen door wrijving met warme zemelen, mits men er vlug bij is.
Wagensmeervlekken.
Wagensmeervlekken in niet waschbare weefsels van wol, katoen, fluweel of zijde, in kleeden en tapijten, wrijft men uit met verwarmde witte terpentijn.
Zijn ze in waschbare stoffen, dan besmeert men ze met wat olie of boter om ze week te maken en wascht ze daarna in zeepsop.
Waxine-vlekken
Het kan wel eens gebeuren, dat een waxinelichtje vlekken geeft op een peluche tafelkleed. Een dergelijke vlek moet herhaaldelijk worden gewreven met verwarmde witte terpentijn. Voor dat doel wordt de terpentijn, naar wij reeds eerder vertelden, bij kleine hoeveelheden tegelijk, gewarmd in een bakje met heet water. Want terpentijn is licht ontvlambaar en mag dus niet op het vuur gewarmd worden.
Mocht er in het peluche een pletvlek komen door deze behandeling, dan moet het tafelkleed, met den ruigen kant boven den wasem van kokend water gehouden, voorzichtig tegen den draad opgeborsteld en daarna met de hand glad gewreven worden. Ook kan men het kleed zoo noodig aan den achterkant bevochtigen, het strak houden zonder ’t neer te leggen en de natgemaakte zijde droog strijken.
Wijnvlekken,
Op tafellakens en servetten wordt niet zelden wijn gemorst en het kost de vrouw des huizes moeite, die vlekken te verwijderen. In de bleekerijen geschiedt dit
niet altijd met de noodige zorg. Daarom verdient het aanbeveling, linnengoed, waarin dergelijke vlekken zijn, eerst thuis een kleine voorbewerking te laten ondergaan.
De beste manier in dezen is behandeling met eau de Javelle, welke vloeistof, indien men er met overleg en voorzichtig mede omgaat, het weefsel geheel onbeschadigd laat. Nadat de vlek vooraf gewasschen is met witte zeep, laat men ze eenigen tijd weeken in helder water, waaraan men een beetje Javelle-water heeft toegevoegd. Gewoonlijk neemt men drievierde gewoon koud water tegen een vierde Javelle-water. Indien blijkt, dat dit niet voldoende is, kan het geen kwaad, het mengsel een weinig sterker te maken. Men zorge ervoor, dat men de kom, waarin het goed ligt, niet aan de werking van de lucht blootstelt, opdat de kracht niet vervliegt. Men moet de kom bedekken en het goed, nadat het er is uitgehaald, in lauw zeepsop uitspoelen. Het Javelle-water wordt het best bewaard in kruiken, die men op een donkere plaats neerzet, want door den invloed van het licht kan het veel van zijn kracht verliezen.
Wie het ongeluk heeft, wijn te morsen op zijden stoffen, zal de vlekken zien verdwijnen, als de zijde wordt uitgespoeld in absoluten alcohol. Gewone brandspiritus kan niet voor dit doel gebruikt worden, omdat de kleurstof, die zich daarin bevindt, een nieuwe vlek zou achterlaten. Dus neemt men absoluten alcohol, die echter voor velen het groote bezwaar zal hebben, nogal prijzig te zijn. Een kleine troost in dezen is echter weer, dat men den alcohol na gebruik voor een volgende gelegenheid (in dit geval dus: voor het uitmaken van andere wijnvlekken) kan bewaren in een goed gesloten fleschje.
Heeft men een betrekkelijk klein lapje zij van goedkoope qualiteit, waarin dergelijke vlekken zijn gekomen, dan zal het in veel gevallen even voordeelig zijn, nieuwe zijde te koopen als een voldoenden voorraad absoluten alcohol aan te schaffen.
Uit crèmekleurige stoffen kan men versche wijnvlekken verwijderen door ze eerst in koud, daarna in heet water te doopen, ze te bedruppelen met scherpen azijn en daarna flink uit te spoelen. Verouderde vlekken worden ingewreven met een oplossing van wijnsteen.
Zeewatervlekken in glacéleer.
Langdurig wrijven met verdunde ammonia geeft vaak een verrassend resultaat als men vlekken van zeewater moet verwijderen uit schoeisel van glacéleer.