Gepubliceerd op 19-09-2017

Lysias

betekenis & definitie

Lysias - Een van de beroemdste Attische redenaars en logografen (445-380 v.C.). Geboren in Syrakusae op Sicilië, kwam hij zeer vroeg met zijn vader Kephalos naar Athene, op uitnodiging van Perikles. Tijdens zijn jeugd studeerde hij in Thurioi de welsprekendheid bij Teisias. Hier leefde Lysias enkele jaren samen met zijn broers. In 412 v.C. keerden zij naar Athene terug, waar zij als metoikoi de bloeiende handel van hun vader in schilden verder uitbouwden. In 404 v.C. werden zij door de Dertig Tirannen, de Triakonta, op de proscriptielijst geplaatst, deels om hun democratische sympathieën, deels om hun grote fortuin. Lysias ontsnapte na de arrestatie naar Megara, doch zijn broer Polemarchos werd omgebracht. Hun bezit werd in beslag genomen, zodat Lysias totaal geruïneerd was. Na de terugkeer van de democraten in 403 kreeg Lysias het burgerrecht wegens zijn verdiensten en uitgesproken democratische gezindheid. Hierdoor kon hij persoonlijk optreden voor het gerecht in een proces, Tegen Eratosthenes, één van de Dertig, als moordenaar van zijn broer en bewerker van zijn eigen financiële ondergang.

Korte tijd later verloor Lysias zijn grote en volledige naturalisatie tot Athener op grond van een procedurefout. Hij zou tot aan zijn dood als gevierde logograaf rijkelijk aan de kost komen.

In 388 v.C. richtte hij zich in een Olympische Feestrede tot een groot publiek met de plechtige waarschuwing tegen de gevaren van een onenigheid op het internationale plan en met een oproep tot het aanvaarden van de Panhelleense gedachte. Alleen de inleiding van deze rede is bewaard gebleven.

Van zijn zeer omvangrijke publikaties, meer dan 200 redevoeringen, zijn er 34 volledig bewaard gebleven, deels in politieke, deels in louter burgerlijke zaken. De bekendste zijn Voor de Kreupele, Tegen Agoratos en Tegen Diogeiton.

Lysias was een meester in de logografie. Hij vormde de gewone, gesproken taal om tot een literair medium, dat opviel door eenvoud en rake zegging. De stijl en de toon van zijn redevoeringen waren opvallend monotoon, eenvoudig en ontdaan van elke pathos. Altijd is hij gematigd en het verhaal van de feiten is zo sterk als een bewijsvoering. Daarbij probeerde hij steeds door nuancering van gedachten en niet door aanpassing van de woordenschat het peil van zijn pleidooi te doen beantwoorden aan de persoonlijkheid van zijn cliënt. Dezelfde eenvoud wist hij te bewaren in de compositie van de rede.

< >