Gouden horizon encyclopedie

Dr. B.M. Parker (1959)

Gepubliceerd op 07-10-2024

TROM

betekenis & definitie

Reeds onze prehistorische voorvaderen kenden de trom. Ze bestond in die tijd uit een hol stuk boomstam, dat aan beide zijden was bespannen met een stuk dierenhuid.

De gehele geschiedenis door zijn trommels in gebruik geweest. Soldaten zijn op het dwingende ritme van oorlogstrommen ten strijde getrokken; dansers hebben op de maat ervan hun voorstellingen gegeven; trommels hebben altijd een grote rol gespeeld in godsdienstige plechtigheden en in onze tijd zijn ze onmisbaar voor harmonieën, fanfares, drumbands, jazz- en symfonie-orkesten.

De tamboerijn is een kleine, platte trommel, die slechts aan één zijde met vel is bespannen en aan de andere kant open is. Aan de zijkant van de tamboerijn bengelen kleine metalen plaatjes of belletjes.

Een snaartrommel is aan twee zijden met vel bespannen. Over het onderste trommelvel zijn snaren van kattedarm gespannen, die de trom een scherp, ratelend geluid geven als het bovenste vel wordt aangeslagen met dunne, houten trommelstokken.

Een grote trom lijkt veel op een snaartrommel maar is veel groter. Grote trommen zijn soms zelfs zó groot, dat ze gemonteerd zijn op een onderstel met wielen. De bespeler van zo’n trom gebruikt meestal maar één trommelstok maar heeft de keus tussen stokken, waarvan de knop bekleed is met wol, met vilt of met leer. De met wol beklede stok geeft een zacht, gedempt geluid; de met leer beklede daarentegen een zeer harde, scherpe slag.

Pauken maken deel uit van bijna elk groot orkest. Ze zijn slechts aan één zijde bespannen en kunnen verschillende tonen voortbrengen.

De eerste ontdekkingsreizigers in Afrika ontdekten tot hun verrassing, dat hun komst in een bepaald dorp meestal reeds was aangekondigd. Pas later ontdekten ze, dat dit mogelijk was, omdat de Afrikaanse negers beschikten over een ‘oerwoudtelegraaf’: een keten van trommen (tam-tams), die over grote afstanden berichten doorgaven. In de stilte van de nacht kan het geluid van een tam-tam gehoord worden tot op een afstand van bijna 25 km. Het bespelen en beluisteren van zo’n berichtentrom vereist grote oefening, omdat alles natuurlijk in code wordt doorgeseind.

Goede ‘oerwoudtelegrafisten’ stonden dan ook hoog in aanzien en waren wijd en zijd bekend. Een oud Afrikaans spreekwoord zegt dat een tam-tambespeler ‘nooit kippenvleugels moet eten’. Een kip immers maakt met haar vleugels heel erg weinig geluid. Het spreekwoord suggereert dus, dat iemand, die zulke vleugels eet, nooit een verdragend geluid kan maken op de tam-tam.

< >