Koek en koekjes zijn al eeuwenlang lekkernijen, die in alle lagen van de bevolking gewaardeerd worden en die de feestelijke garnering vormen van allerlei ‘bijzondere gelegenheden’: van het jaarlijkse familiebezoek tot het dagelijkse koffie- of thee-uurtje. Vroeger werden deze lekkernijen door de huisvrouw zelf gebakken.
Met het toenemen van het aantal beroepsbakkers en later van de bakkerij-industrie, werd dit werk de vrouw meer en meer uit handen genomen. Een ontwikkeling waar ze waarschijnlijk niet rouwig om was. In de eerste plaats niet, omdat zij zelf haar koekjes nooit zo goedkoop kan bakken als de gemechaniseerde massa-industrie en vervolgens niet, omdat de moderne, kleine keukens steeds minder mogelijkheden bieden tot de uitgebreide werkzaamheden, die voor het bakken van gevarieerde en smakelijke koek en koekjes nodig zijn.Veel steden en streken hadden in het verleden hun speciale soorten koek en koekjes. Deventer koek, Bossche koek, Weesper moppen, Arnhemse meisjes, Brusselse kermis en Goudse stroopwafels zijn daar in onze streken voorbeelden van. Die namen zijn bewaard gebleven, maar lang niet altijd worden deze speciale soorten koek nog gebakken in hun oorspronkelijke plaats van herkomst.