Gouden horizon encyclopedie

Dr. B.M. Parker (1959)

Gepubliceerd op 07-10-2024

GODEN EN GODINNEN

betekenis & definitie

Bijna alle volkeren van de wereld hebben in het verleden hun goden en godinnen aanbeden en vereerd. Het zou een onmogelijke opgave zijn al deze godheden te bespreken.

In dit artikel worden daarom slechts die goden en godinnen besproken, die een rol gespeeld hebben in de Westeuropese cultuurgeschiedenis: de Griekse en Romeinse Goden en de Noorse. De goden en godinnen, die door Grieken en Romeinen aanbeden werden, waren over het algemeen dezelfde. Het enige verschil was, dat beide volkeren andere namen gebruikten om dezelfde godheden aan te duiden. Zo heette de Griekse oorlogsgod ‘Ares’ terwijl de Romeinen dezelfde figuur ‘Mars’ noemden. Verscheidene Romeinse godennamen zijn later gebruikt om er planeten mee aan te duiden. Die gewoonte ontstond al in de tijd van de Romeinen. Toen veel later door middel van nieuwere instrumenten ‘nieuwe’ planeten werden ontdekt, hielden de sterrekundigen zich aan de Romeinse gewoonte en noemden de meeste van die planeten eveneens naar Romeinse goden.

Jupiter (bij de Grieken: Zeus) was de opperste aller goden. Als hij boos was, slingerde hij bliksemstralen door de lucht. De grootste planeet van ons zonnestelsel is naar hem genoemd. Juno (Grieks: Hera) was Jupiters vrouw en daardoor de koningin van alle goden. Volgens de Romeinse mythen was Juno vaak in een slecht humeur en was ze jaloers op andere godinnen.

Mercurius (Grieks: Hermes) was de boodschapper van de goden. Hij droeg vleugels aan de voeten en kon zich zeer snel door de lucht verplaatsen. Om die reden is de planeet Mercurius naar hem genoemd; het lid van ons zonnestelsel, dat het snelst om de zon draait. Venus (Grieks: Afrodite) was de godin van de schoonheid en de liefde; naar haar is de helderste planeet van het zonnestelsel genoemd. De god Apollo (de Grieken gebruikten dezelfde naam) was na Zeus of Jupiter de machtigste van de goden. Hij was de god van de zon, die door de hemel reed in een prachtige, gouden wagen, voortgetrokken door witte paarden.

Diana (Grieks: Artemis) was de godin van de jacht en de beschermster van alle wilde dieren en droeg om die reden steeds een boog en een pijlenkoker. Diana, die beschouwd werd als de tweelingzuster van Apollo, gold tevens als de godin van de maan. De wijsheid werd beschermd door de godin Minerva (voor de Grieken: Pallas Athene), de beschermster ook van de steden en de godin van alle handwerkslieden. Volgens de Romeinse godenleer werden de zeeën beheerst door Neptunus (Grieks: Poseidon), de god met de drietand, waarnaar later ook een van de verstverwijderde planeten van ons zonnestelsel werd genoemd. Vulcanus was de god van het vuur, die door de Grieken Hefaistos genoemd werd. Hij was de smid van de goden en had zijn vurige smidse diep onder de grond. Ons woord ‘vulkaan’ is van de naam van deze god afgeleid.

De onderwereld werd geregeerd door de god Pluto (Grieks: Hades). Na de dood vertrok de ziel van de mens naar zijn duister rijk. Ook Pluto kreeg een planeet naar zich genoemd : de buitenste van het zonnestelsel. Huis en haard stonden onder de bescherming van Vesta (voor de Grieken: Hestia). Ze werd als een belangrijke figuur beschouwd; in het oude Rome hielden de zg. Vestaalse Maagden een eeuwigdurend vuur voor haar brandende.

De planeet Uranus is genoemd naar de Griekse god van de hemel. De Romeinen kenden deze godheid niet; voor hen was Jupiter, de oppergod, tevens heerser over de hemel. Saturnus tenslotte heette in Griekenland waarschijnlijk Kronos. Hij was de god van de oogst en de landbouw; naar hem is de geringde planeet Saturnus genoemd.

Behalve deze voornaamste goden krioelde de Griekse en Romeinse godenwereld nog van allerlei andere, minder belangrijke goden en godinnen. Enkelen van hen staan vermeld in het kadertje op deze pagina. Hun namen hebben later veel toepassing gevonden. Het woord ‘atlas’ bijvoorbeeld komt van de naam van een Romeinse god, die de aardbol op zijn schouders torste; de maand januari is genoemd naar de god Janus (de god van het begin) en het woord ‘fortuin’ naar de Romeinse godin van het noodlot.

De Noorse goden (heel vaak ook Germaanse goden genoemd; ze werden niet alleen aanbeden door de Noormannen maar ook door talrijke andere Germaanse stammen) leken nog meer dan de Romeinse goden en godinnen op doodgewone mensen. Ze hadden hun fouten en hun goede eigenschappen en ze konden ook sterven. De aanhangers van de Noorse goden waren ervan overtuigd, dat nagenoeg alles op aarde het werk van de goden was. Als het onweerde, reed Thor in zijn strijdwagen door de hemel en smeet met bliksemschichten; als de lente kwam, ontwaakte de godin Iduna uit haar slaap en als grote droogte de oogst deed mislukken, had Loki opnieuw een van zijn streken uitgehaald. Want Thor was de god van de donder,

Iduna de godin van de lente en Loki de goddelijke onheilstichter.

De namen van verscheidene Germaanse goden en godinnen zijn bewaard gebleven in de namen, waarmee wij de dagen van de week aanduiden. Dinsdag is gevormd uit de woorden ‘Tiu’s dag’ (Tiu was de god van de oorlog); woensdag uit ‘Wodans dag’ (Wodan was de oppergod); donderdag uit ‘Donars dag’ (Donar was een andere naam voor Thor) en vrijdag uit ‘Frya’s dag’ (Frya was Wodans vrouw en de godin van de lucht).

Andere belangrijke goden uit de Noorse mythologie waren Balder en zijn tweelingbroer Hoth, respectievelijk de goden van het licht en de duisternis; Frey, de god van het zonlicht en Njord, de god van de zee.

De Noorse goden en godinnen woonden in Asgard, dat boven de wolken lag en dat bereikt kon worden via de regenboog.

< >