Van de honderden duivensoorten, die over de gehele wereld voorkomen, kennen de meesten van ons alleen de postduif: het snelle, geringde dier, dat in Nederland en vooral in België het middelpunt is geworden van de zeer populaire duivensport. In de vrije natuur komen in ons land nog drie andere duivensoorten voor: de veel voorkomende houtduif (die vaak grote schade toebrengt aan pas uitgezaaide gewassen), de tortelduif, de iets zeldzamere holenduif, die haar nest bouwt in holle bomen en verlaten konijnenholen en de laatste jaren ook de z.g.
Turkse tortel.De meeste duivensoorten leven van granen en van fruit. Die granen komen meestal niet rechtstreeks in de maag terecht; de duif weekt de harde korrels eerst in een ruime keelzak, die krop genoemd wordt. Een bijzonderheid van de duif is ook nog, dat ze water drinkt door haar bek in het water te steken en dan te slikken. Veel andere vogels kunnen dat niet; ze nemen kleine teugjes, die ze dan naar binnen laten glijden door de kop achterover te werpen.
Behalve postduiven zijn er ook veel andere duivensoorten, die speciaal door de mens gefokt worden. Het duivenfokken is een wijdverbreide liefhebberij geworden. Er zijn allerlei soorten sierduiven, die door hun eigenaars met veel trots getoond worden op plaatselijke, landelijke en zelfs internationale duivententoonstellingen. Daarnaast worden in veel landen ook nog duiven gefokt voor de consumptie. Jonge, gebraden duiven zijn namelijk een niet te versmaden lekkernij, die vooral in landen als Italië en Frankrijk bijzonder geliefd is.
Sommige plaatsen zijn bekend (en ook wel berucht) om de grote aantallen duiven, die zich daar verzameld hebben en die veelal door de bevolking gevoed worden. Het San Marcoplein in Venetië is zo’n plaats; de Dam in Amsterdam is een andere.