Er zijn maar weinig mensen, die een beer niet op het eerste gezicht herkennen. We hebben als kind al kennis met ze gemaakt in prentenboeken en sprookjes; later hebben we ze in levende lijve ontmoet in de dierentuin en tenslotte zijn we gaan begrijpen, dat een ijsbeer naaste familie is van de bruine beer maar dat ze in levensgewoonten nogal wat van elkaar verschillen.
Voor een heleboel mensen houdt de kennis van de berenfamilie daarmee op. Gewoonlijk vinden we beren vriendelijke, sullige dieren; we hebben ze in de dierentuin zien bedelen om een handvol lekkers en gewoonlijk komt het niet bij ons op, dat beren in de vrije natuur allesbehalve vriendelijk zijn en dat we ze daar beter niet zonder wapens kunnen ontmoeten. Hoe gemakzuchtig ze er in gevangenschap ook uitzien, in vrijheid zijn ze anders. Ze kunnen bijna even snel rennen als een paard en er zijn soorten, die een eekhoorn overtreffen in het beklimmen van een boom. De gevaarlijkste wapens van een beer zijn zijn vlijmscherpe klauwen en de enorme spierkracht van zijn voorpoten, waarmee hij zonder veel moeite een mens kan dooddrukken. Beren komen voor in verschillende delen van de wereld.
Iedereen kent natuurlijk de ijsbeer, die zich helemaal heeft aangepast aan de barre omstandigheden in de poolgebieden. Daarnaast kennen we echter de zwarte beer, die vooral voorkomt in de bosrijke gebieden van Noord-Amerika; de grote, sterke grijze of ‘grizzly’ beer, die de schrik was van de Indianen en blanke pioniers in het ‘Wilde Westen’; de nog grotere bruine beer uit de bergen van Alaska; de gebrilde Zuidamerikaanse beer en de snoepzuchtige honingbeer uit een groot deel van Zuid-Oost-Azië - om maar een paar soorten te noemen.
De meeste berensoorten hebben een dikke vacht, die vooral in de winter een uitstekende bescherming is tegen de koude. De beren uit de koudere streken hebben bovendien een andere manier om de vaak ijskoude en voedselarme winters door te komen. Aan het einde van de herfst gaan ze in winterrust: een
bezigheid, waarbij ze dommelend verder leven. De weinige beweging, die ze tijdens de winterslaap nemen, zorgt ervoor, dat ze bijna geen voedsel nodig hebben; ze blijven leven op de vetvoorraad, die ze in de overvloedige zomermaanden onder hun huid gevormd hebben. In de wintermaanden worden ook de berenbaby’s geboren; ze blijven (net als mensenkinderen) een tijdlang volkomen hulpeloos. Pas als de lentezon de hemel in klimt komen ze uit de winterholen tevoorschijn om in de vroege zonneschijn te spelen: kleine, grappige wezentjes, die vrijuit kunnen spelen omdat de moederbeer altijd in de onmiddellijke nabijheid is en een oogje op haar kroost houdt.
In veel delen van de wereld was het tot een eeuw geleden nog gebruikelijk, dat er mannen met getrainde beren door het land trokken. Op marktpleinen en kermisterreinen lieten de getemde dieren (meestal bruine beren) hun kunstjes zien aan het publiek, dat in die tijd nog bereid was grif geld te betalen voor zo’n kostelijke voorstelling. Tegenwoordig zijn zulke getemde beren alleen nog maar te zien in circussen.
Groter dan de grootste beer uit onze tijd (dat is de bruine beer uit Alaska) waren de berensoorten, die leefden in de Ijstijd. Deze ‘holenberen’ stierven tienduizenden jaren geleden al uit - en het is niet onwaarschijnlijk, dat ook verschillende van onze hedendaagse berensoorten van de aarde zullen verdwijnen. De grizzlybeer bijvoorbeeld is door de felle jacht, die er op hem gemaakt is, al bijna uitgestorven. Datzelfde geldt ook voor de zwarte beer van Noord-Amerika. Alleen een jachtverbod, zo denken sommige geleerden, kan deze soorten in stand houden.