Evenals Amsterdam is het schilderachtige Belgische stadje Brugge wel eens ‘het Venetië van het noorden’ genoemd.Niet alleen, omdat ook Brugge doorkruist wordt door kanalen en grachten - maar ook, omdat de stad tegelijk met Venetië zijn grote bloeitijd beleefde (tussen de 13e en de 15e eeuw) en ongeveer in dezelfde tijd zijn welvaart teloor zag gaan.
In de Middeleeuwen groeide Brugge uit tot de belangrijkste havenstad van Vlaanderen. De stad had dat te danken aan het Zwyn, een brede riviermond, die de zeeschepen uit die dagen in staat stelde de landinwaarts gelegen haven van Brugge te bereiken. De enorme bedrijvigheid in de stad concentreerde zich om de lakense stoffen, die in Vlaanderen vervaardigd werden en om de kostbare textielprodukten die aangevoerd werden uit Engeland, Venetië en Florence. Belangrijke handel werd er ook gedreven in de produkten, die Duitse kooplieden aanvoerden uit de Oostzeelanden: hout, gezouten vis, graan en pelzen.
In het midden van de 15e eeuw werd Brugge getroffen door een ramp, die tenslotte tot de ondergang van de stad als handelscentrum leidde. Het Zwyn slibde in een snel tempo dicht en ondanks wanhopige pogingen om het contact met de zee te bewaren moest Brugge met lede ogen toezien hoe steeds meer schepen uitweken naar Antwerpen dat snel uitgroeide tot een van de belangrijkste havensteden van Europa. Het kwam zo ver, dat op de vroeger zo drukke markten van de stad alleen nog maar... landbouwpaarden uit de omgeving verhandeld werden.
Brugge heeft zich nooit meer van die slag kunnen herstellen. Tot op de dag van heden is het slechts een stadje, dat duizenden toeristen trekt door haar prachtige Middeleeuwse gebouwen: herenhuizen, paleizen, het beroemde Belfort en de smalle straatjes en stille hofjes, die dromen van het verleden.