Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Oost-Friesland

betekenis & definitie

voormalig duitsch prinsdom, thans met Harlingerland de (tot 1866 banoversche) landdrostij Aurich vormende. De OostFriezen zijn geboren zeelieden.

Steden van O. zijn: Emden, Leer en Norden. Het land, door afstammelingen der oude Friezen (zie dat art.) bewoond, was in de middeleeuwen gesplitst in eene menigte heerlijkheden, die meerendeels tot één geheel gebracht werden door Edzard Cirksena van Greetsielomstreeks 1430. De laatste Cirksena stierf 1744, waarop PruisenO. in bezit nam; in 1806 werd O. ingelijfd bij het koninkrijk Holland, in 1810 bij het fransche keizerrijk; 1815 werd het afgestaan aan Hanover, waarmede het 1866 weder bij Pruisen ingelijfd werd.

< >