Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Nazareërs

betekenis & definitie

of Nazareners

1) onder de oude wet die Joden, die hetzij voor geheel hun leven, hetzij voor een zeker tijdsbestek eene gelofte deden, waarbij ze zich verbonden tot knisebheid, onthouding van dronkenmakende dranken, en ’t laten groeien van hun hoofdhaar. Simson, Samuël en Johannes de Dooper waren N.
2) de aanhangers

van Jezus van Nazareth (zie dat art), dat wil zeggen de eerste Christenen, onverschillig of ze vroeger tot het Heidendom of tot het Jodendom behoord hadden (die uit het Jodendom werden bij de Joden Mineërs genoemd, en werden door de uit het Heidendom bekeerde N. bestempeld met den »aam van Ebionieten; zie dat art.).

3) eene bijzondere ebionitische sectc in het Christendom, die de leer van Jezus aankleefden, doch met behoud van de ceremoniën volgens de wet van Mozes.

< >