(Gerard), geb. 1722 te Leiden, van 1748 tot 1767 pensionaris van Rotterdam, heeft vele werken geschreven; zijn grootsten roem verwierf hij door Origines Typographicce en Thesaurus juris civilis et canonici.
(Johan), zoon van den vorige, geb. 1 Nov. 1753 te ’s-Gravenhage, studeerde te Rotterdam, Heidelberg, Leipzig, Góttingen en Leiden, bereisde het grootste gedeelte van Europa, en gaf van die reizen lezenswaardige beschrijvingen in het licht. Koning Lodewijk benoemde M. tot kamerheer, bezigde hem tot verscheidene gewichtige zendingen, en stelde hem eindelijk aan als directeurgeneraal van kunsten en wetenschappen, in welke betrekking M. in het licht gaf Jaarboeken van wetenschappen en kunsten in hel koninkrijk Holland over dejaren 1806 en 1807 (2 dln.). Na de inlijving van ons land bij Frankrijk, werd M. met nog zes andere Nederlanders tot senateur benoemd, hield als zoodanig verblijf te Parijs tot op de Restauratie, leefde vervolgens nog eenen korten tijd ambteloos te 's-Gravenhage, en stierf aldaar 19 Aug. 1816. Zijne belangrijke boekerij, die reeds aanzienlijk was toen hij die van zijnen vader erfde, werd bij testament door hem vermaakt aan bet rijk, dat echter wegens de daarbij gemaakte bedingen het legaat niet aanvaardde; toen werd de geheele verzameling 1824 te 's-Hage in openbare veiling gebracht: het voornaamste er van ging naar Engeland, aangekocht door een liefhebber, sir Thomas Phillips te Londen; voor omstreeks 10 duizend gulden werd aangekocht door den heer van Westreenen van Tiellandt, wiens daardoor kolossaal gewordene bibliotheek bij zijnen dood aan het rijk gelegateerd werd, onder beding, dat het eene openbare stichting moest worden; mocht het gouvernement der Nederlanden dit legaat niet willen aanvaarden, dan werd bet door den legataris vermaakt aan de stad Maintz, aan welke de heer van Westreenen (even als M.) levenslang voor Nederland de eer der Boekdrukkunst-uitvinding betwist had. Alleen door deze, op Nederland's eergevoel als een heilzame prikkel werkende bijbepaling bleef zijne onschatbare verzameling voor ons land bewaard, en werd daarvan 1848 gesticht het Musceum MeermannoWestreenianum, dat sedert 1852 te 's-Hage voor het publiek opengesteld is.