beoogt de bescherming van den krankzinnige tegen zich zelf en van de omgeving tegen den lijder. In Frankrijk, België, Zweden, Noorwegen en ook in ons land is dit geheel bij de wet geregeld, in Duitschland nog niet.
De krankzinnigenverpleging in den waren zin des woords is een kind van den tegenwoordigen tijd. Eerst sedert de laatste jaren wordt aan alle Hoogescholen in ons vaderland onderwijs in psychiatrie gegeven. Sinds 1892 is de stelselmatige opleiding van het verplegend personeel ter hand genomen, het eerst te Meerenberg. Ofschoon de psychiatrie in menig opzicht nog altijd stiefmoederlijk is bedeeld en te haren aanzien nog altijd vele vooroordeelen bestaan, is zij in de laatste jaren niet rassche schreden vooruitgegaan. Zij heeft voor goed een plaats onder de wetenschappen ingenomen. Algemeen is het denkbeeld doorgedrongen, dat krankzinnigheid een ziekte is van de hersenen, het orgaan der psychische werkzaamheid, welke in vele gevallen voor genezing vatbaar is.
Het vroegere menschenpakhuis met zijn hooge muren, loopplaatsen, voortdurend geschreeuw, geheimzinnig, gesloten karakter, en dikwijls gewelddadige behandeling, heeft plaats gemaakt voor een complex van gebouwen, in een park of in een landelijke omgeving gelegen, waar rust en orde heerschen en het „no restraint" stelsel wordt gehuldigd. Opdat het gesticht zooveel mogelijk een vrij karakter kan dragen, wordt er naar gestreefd, om de enkele lijders, die door hun onmaatschappelijk optreden schadelijk of gevaarlijk voor hun omgeving zijn, afgescheiden van de overigen te verplegen, in een dépendance der centrale inrichting, ook opdat hun belangen naar eisch kunnen worden behartigd.In het moderne gesticht wordt de lijder allereerst in de hoofdafdeeling op een ziekenzaal door de zachte en deskundige hand eener vrouw verpleegd, en hem aldus de gedachte gesuggereerd, dat hij ziek is en een speciale verzorging behoeft. Van dit centrum heeft de verdeeling der lijders plaats over de verschillende afdeelingen, liefst vrijstaande, kleinere gebouwen, z.g. paviljoens, ten einde met de eischen, die voor iederen lijder wat de behandeling betreft, gesteld mogen worden, rekening te kunnen houden.
De gestichtsgronden en de verschillende werkplaatsen bieden ruime gelegenheid aan tot werkverschaffing, terwijl voor de noodige afleiding en afwisseling wordt zorg gedragen. De vroegere cellen, met inbegrip der gecapitonneerde, welke dienden om te voorkomen, dat de lijder zich letsel toebracht, b.v. door met het hoofd tegen den muur te loopen, maken allengs plaats voor éénpersoonskamers, die geheel het aanzien van een gewoon ziekenvertrek hebben. De afzondering heeft in tegenstelling met vroeger slechts bij uitzondering plaats; een gemeenschappelijke verpleging wordt zooveel mogelijk bevorderd. Geestelijke rust in den volsten zin des woords, het verwijderd houden van schadelijke prikkels, goede voeding, doelmatige bezigheid en afwisseling zijn, naast deskundige verpleging en geneeskundige behandeling, de hoofdfactoren ter genezing. De verpleegster dient zich evenals de geneesheer, in den toestand van den patiënt weten te verplaatsen, met hem kunnen medevoelen en medelijden. Niet prikkelen, het vertrouwen winnen door den lijder nimmer iets diets te maken ten koste van de waarheid, zijn regelen, die de verpleegster zich steeds voor oogen heeft te houden.
Het maximum van vrijheid, dat de lijder kan verdragen, wordt hem gegeven. Ten einde met de belangen van iederen verpleegde naar eisch rekening te kunnen houden en opdat de geneesheer-directeur, die het deskundig en verantwoordelijk hoofd der geheele inrichting behoort te wezen, het geheel kan overzien, mag het gesticht niet te groot zijn; ook de verschillende afdeelingen, bij voorkeur paviljoens, mogen slechts plaats aanbieden voor een beperkt aantal patiënten, opdat het individu niet in de massa verloren gaat. Het maximum aantal plaatsen voor een genezingsgesticht wordt door het meerendeel der deskundigen op 600 gesteld.
Oorbloedgezwellen, meestal het gevolg van mishandeling, beenbreuken, doorliggen, afsterven van ledematen, enz., aandoeningen die vroeger veelvuldig voorkwamen, worden thans bij een goede verpleging niet waargenomen. Kunstmatige voeding, dat is dwangvoeding met behulp van een sonde, welke door den neus tot in de maag wordt gebracht, is eveneens slechts zelden meer noodig; een goed geschoolde verpleegster weet den lijder zijn voedsel te doen gebruiken.
In alle beschaafde landen zijn van regeeringswege beambten aangesteld, belast met het toezicht op de verzorging der K. De nog dikwijls uitgesproken meening, dat in de krankzinnigengestichten personen verpleegd worden, die daarin niet thuis belmoren, wordt door de feiten gelogenstraft. Deze meening vindt haar oorsprong in de bij geesteskranken veelvuldig voorkomende neiging, hun ziekelijke denkbeelden te verbergen (disshnuleeren). Het tegenovergestelde hiervan, het voorwenden of simuleeren van krankzinnigheid, komt eveneens voor, ofschoon dit waarschijnlijk tot de uitzonderingen behoort, en zeker niet zoo dikwijls wordt aangetroffen, als men wel eens meent. In den tegenwoordigen tijd zijn het meestal misdadigers, die zich aanstellen, alsof zij krankzinnig waren, ten einde ontoerekenbaar verklaard en niet gestraft te worden.
Leeken meenen dikwijls geheel ten onrechte dat krankzinnigheid bestaat of wordt voorgewend. In menig geval wordt een bestaande krankzinnigheid door de omgeving miskend en de abnorme handelingen van den lijder toegeschreven aan plaagzucht, valschheid of andere slechte karaktereigenschappen, aanstellerij, het misbruik maken van sterken drank enz., tot het advies van den psychiater wordt ingeroepen en deze de rust en de orde in het gezin herstelt.
Het vraagstuk der krankzinnigenverpleging treedt in de laatste jaren meer en meer op den voorgrond, omdat het aantal K. voor wie gestichtsverpleging noodig wordt geacht, voortdurend toeneemt, terwijl het gebrek aan plaatsruimte zich meer en meer doet gelden. Deze vermeerdering is het gevolg van verschillende factoren, met name van den beteren roep waarin de gestichten staan, de uitbreiding, die allengs het begrip krankzinnigheid heeft verkregen, de hoogere eischen die het maatschappelijk leven, de strijd om het bestaan, stellen en van de toeneming van de bevolking. Het aantal krankzinnigen per 1000 inwoners bedraagt gemiddeld 2 tot 3, het aantal dat gestichtsverpleging behoeft omstreeks 2. Van de opgenomen lijders herstellen of worden althans weder geschikt voor het maatschappelijk leven omstreeks 65 pCt., overlijden in den loop van enkele jaren 15 pCt., terwijl van de rest ongeveer 20 pCt. tot de blijvende gestichtsbevolking behoort. Hierin moet de reden worden gezocht dat in het gesticht het aantal ongeneeslijke of beter gezegd chronische patiënten voortdurend toeneemt.
Ofschoon het aantal inrichtingen, bestemd voor een bepaalde categorie van zenuw- en geesteszieken, zooals toevallijders, idioten, drankzuchtigen, zenuwzieken, in de laatste jaren voortdurend is toegenomen, blijft de stroom naar de krankzinnigengestichten steeds aanhouden. De aangewezen weg om een overbevolking der gestichten, welke meer en meer dreigt, te voorkomen, is naast den bouw van nieuwe gestichten het op zoo ruim mogelijke schaal toepassen der gezinsverpleging, dat is de verpleging van krankzinnigen bij particulieren in het gezin, welk stelsel ook uit een economisch oogpunt voordeelen aanbiedt. Dit stelsel vindt reeds sedert eeuwen zijn toepassing te Gheel, een Vlaamsch-Belgisch dorp, alwaar volgens de legende de H. Dimphna (600 na Chr.) door haar eigen vader werd vermoord, omdat zij, tot het Christendom bekeerd, geweigerd had zijn echtgenoote te worden. Sedert werd de plek, waar de euveldaad werd bedreven, een bedevaartplaats, waar tal van kranken genezing zochten en vonden. Velen bleven te Gheel achter en aldus nam het aantal krankzinnigen, die bij de bewoners huisvesting vonden, gedurig toe.
In de latere jaren werd de verpleging van staatswege geregeld en gereglementeerd, de leiding aan geneeskundigen toevertrouwd, voor het noodige toezicht zorg gedragen en ten slotte een klein centraal krankzinnigengesticht (infirmerie) opgericht, tot eerste opneming der lijders en tot tijdelijke verpleging van gezinspatiënten bij het optreden van aanvallen van opwinding, enz. Het aantal inwoners bedraagt te Gheel omstreeks 13.000, het aantal gezinshoofden (hospites) 1200, het aantal gezinskrankzinnigen 2000. De algemeen heerschende meening, dat het Gheelsche stelsel elders niet in toepassing zou kunnen worden gebracht, is in de laatste jaren door de ervaring gelogenstraft. Te Lierneux (Waalsch-België), Dunsur-Auron en Ainay-le-Chateau (beide in Frankrijk) is sedert resp. 1884, 1892 en 1900 hetzelfde stelsel met gunstig gevolg in toepassing gebracht. In Schotland worden de K. eveneens in gezinnen geplaatst en wei door het gemeente- of armbestuur van verschillende steden op het platteland uitbesteed. Bij dit stelsel is de behandeling en het toezicht niet aan psychiaters opgedragen, zooals bij het Gheelsche stelsel, maar aan den plaatselijken gemeentearts, den beambte van het bestuur, dat den lijder uitbesteedt, benevens aan het geneeskundig staatstoezicht; toch leert de ondervinding dat het Schotsche stelsel over het algemeen goed werkt en dat misstanden niet voorkomen.
Een andere wijze van vrije verpleging bieden de z.g. landbouwkolonies. Deze dateeren van 1832 en waren aanvankelijk evenals de gestichten met een muur omgeven. D° gebroeders Labitte plaatsten van uit het hun toebehoorende krankzinnigengesticht te Clermont, waar een 1000-tal patiënten verpleegd werden, de rustige verpleegden over op een door hen aangekochte boerderij, waar zij zich bezig leerden houden met land-, veld-, tuinarbeid en veeteelt. Het aantal op deze wijze geplaatste patiënten breidde zich allengs uit tot een maximum van 400. De 400 H.A. groote plaats wierp vrij belangrijke voordeelen af. Onder de landbouwkolonies, die geheel volgens de moderne begrippen zijn ingericht, neemt Alt-Scherbitz in de provincie Saksen een eerste plaats in. Alt, een bekend Duitsch krankzinnigenarts, een groot voorstander der gezinsverpleging, wenscht deze toe te passen rondom kleine krankzinnigengestichten, met omstreeks 120 patiënten, in een niet te bevolkte streek gelegen.
Rondom dit centrum wenscht hij het aantal gezinsverpleegden tot een maximum van 600 uit te breiden. Voor gastheer komen in de eerste plaats het verplegend personeel en de overige beambten in aanmerking; hun voorbeeld werkt gunstig op de overige bevolking. Sedert de laatste 12 jaren is ook hier te lande in de omgeving van verschillende gestichten de gezinsverpleging toegepast en wel met gunstig gevolg.
In de laatste jaren heeft de gezinsverpleging een wettelijk karakter verkreegen. Rondom het gesticht als centrum mogen de lijders binnen een bepaald rayon in gezinnen, tot een maximum van drie in elk gezin, worden verpleegd, behoudens goedkeuring der inspecteurs. De leiding is toevertrouwd aan de gestichtsgeneesheeren, bijgestaan door verplegenden. De ondervinding heeft geleerd, dat de gezinsverpleging, evenals b.v. de weezenverpleging in het gezin, voordeelen aanbiedt, die het gesticht niet kan verschaffen. Verdere ervaring zal moeten leeren in welke gevallen de krankzinnigen in aanmerking komen voor verpleging in eigen gezin. In dit geval zal van rijks-, provincie- en gemeentewege eveneens subsidie moeten worden verleend, ten einde den patiënt een behoorlijke verzorging te kunnen verzekeren.
Bij een goede organisatie zal dit stelsel ongetwijfeld veel goeds opleveren. Gewenscht is het dat in de groote gemeenten ziekenhuizen worden opgericht tot voorloopige opneming van patiënten, die in aanmerking komen voor opzending naar een krankzinnigengesticht. Blijkens de ondervinding kunnen verscheidene van deze lijders bij een goede verpleging spoedig hersteld ontslagen worden en komen dan niet in aanmerking voor overplaatsing naar het gesticht. In kleinere gemeenten kan een afdeeling van het ziekenhuis voor dit doel worden bestemd. Aan deze inrichtingen behooren poliklinieken te worden verbonden, waarnaar ook de krankzinnige na zijn ontslag uit een krankzinnigengesticht kan worden verwezen. De vereenigingen, die zich ten doel stellen de behartiging van de belangen der herstelde ontslagen krankzinnigen, zooals het N.Hollandsche Patronaat, kunnen met de geneeskundigen aan de poliklinieken verbonden samenwerken, en aldus de belangen van de K. voortdurend beter behartigen.