Gepubliceerd op 14-06-2022

Kindervoeding

betekenis & definitie

Het beste voedsel voor het kind beneden het jaar is de melk der eigen moeder, en iedere moeder is alleen reeds om die reden zedelijk verplicht, indien eenigszins mogelijk, haar kind zelf te voeden. Bij minnemelk gedijen de zuigelingen reeds minder goed, meestal evenwel toch nog veel beter dan bij kunstmatige voeding.

In velerlei opzicht heeft het voedingsproces bij het jonge kind een ander beloop dan bij volwassenen. Het lichaam van het kind bevindt zich nog in een toestand van ontwikkeling, verschillende organen zijn nog niet in volle werking; het maagsap is minder zuur dan bij volwassenen, nog niet in staat alle soorten van eiwitstoffen goed te verteren, zoodat die stoffen gedeeltelijk onverteerd blijven en bacteriën gunstige gelegenheden bieden zich sterk te vermenigvuldigen; de daarbij ontstaande scherpe producten doen het darmkanaal heftig aan en veroorzaken lichtelijk zware diarrhee en krampen. Het speeksel is in quantiteit en qualiteit nog niet geschikt voor de omzetting van zetmeel in dextrine. De zuigeling heeft behoefte aan overvloedig voedsel, doch is uitermate gevoelig voor de kwaliteit en eigenschappen daarvan; de ingewanden verdragen alleen lichtverteerbaar, vloeibaar voedsel, dat vrij is van schadelijke bacteriën en in de eerste maanden tevens geen zetmeel mag bevatten. Aan deze eischen voldoet eigenlijk alleen het natuurlijk voedsel, de vrouwenmelk. Deze bevat gemiddeld 90 pCt. water, 1.2 pCt. eiwitstoffen, 3.5 pCt. vet, 4 à 5 pCt. suiker en 0.25 pCt. zouten.

Al deze stoffen worden door den zuigeling bijna volkomen verteerd en opgenomen (van het eiwit en de suiker 99 pCt., van het vet 97 pCt., van de zouten 90 pCt.). Den eersten dag legt men het pasgeboren kind 2—3 maal, de volgende 3—4 weken om de 2—3 uur (ook des nachts) aan de borst, daarna om de drie uur (des nachts aanvankelijk éénmaal, later niet meer). De hoeveelheid melk, die het kind telkens drinkt, bedraagt aanvankelijk ongeveer 10 gram, en klimt allengs tot 100 gram; elke maaltijd duurt ongeveer een kwartier. De samenstelling der moedermelk is, behalve van de voeding, ook afhankelijk van het tijdperk van de lactatie (het zoogen); in het verloop van het zoogen neemt n.l. het eiwitgehalte af, het suikergehalte daarentegen toe (tot 6 pCt.). In de 9de—10de maand begint de moedermelk onvoldoende te worden; dit kondigt zich hierdoor aan, dat de wekelijksche toename in gewicht bij den zuigeling uitblijft. Dan beginne men het kind om de zes uur één maal de borst te onthouden en dit te vervangen door een anderen maaltijd (koemelk met gerstewater, kindermeel, enz.); zoodoende is het kind in ongeveer twee weken tijd van de borst af.

Is het kind een jaar oud, dan kan men het fijngestooten beschuit, rijstebrij, lichtverteerbare groenten, brood en allengs de gewone spijzen der volwassenen beginnen te geven. Dit „ontwennen” beginne men liefst niet in de warme zomermaanden, daar dan gevaar bestaat voor het optreden van zware diarrhee. Langer dan 10 maanden mag het kind echter zeker niet aan de borst blijven, uit vrees voor het ontstaan van Engelsche ziekte. Het zoogen behoeft niet onderbroken te worden bij het optreden van menstruatie; wel moet men het kind zoo spoedig mogelijk ontwennen, als de moeder opnieuw zwanger wordt. Is wegens onvoldoende zogafscheiding of ziekte der moeder het zoogen onmogelijk of niet raadzaam, dan is de beste voeding voor het kind in een andere bron voor vrouwenmelk te zoeken, n.l. de min. Bij het uitzoeken eener voedster-moeder dient echter, om gevaren voor het kind zooveel mogelijk te ontgaan, op een aantal zaken gelet te worden (zie Min). Een groot bezwaar tegen deze wijze van voeding zijn de daaraan verbonden kosten.Kan het kind geen vrouwenmelk verstrekt worden, dan moet altijd in het oog worden gehouden, dat den zuigeling het suikervormingsvermogen ontbreekt, zoodat hij zetmeelhoudende voedingsmiddelen niet verteren kan. De koemelk is dan het eenige, wat de moedermelk kan vervangen, hoewel ook deze belangrijk, verschilt van de moedermelk. Ten eerste bevat zij vele bacteriën, waaronder zich dikwijls ziekteverwekkende bevinden. Ten tweede is zij anders samengesteld en hierdoor kunnen allerlei stoornissen ontstaan. De koemelk heeft een aanzienlijk hooger eiwitgehalte dan de vrouwenmelk, die daarentegen rijker is aan suiker en vet. De bestanddeelen van beide melksoorten zijn volgens Hofmann en Heubner (in procenten):

Eiwit. Vet. Suiker. Zouten.

Vrouwenmelk 1.2 3.5 5 0.25

Koemelk 3.5 3.5 4 0.6

Verder hebben de eiwitstoffen der koemelk een veel grooter gehalte aan kaasstof, dan die der vrouwenmelk; de kaasstof der vrouwenmelk heeft daarenboven andere hoedanigheden; die der koemelk stolt onder invloed van het maagsap tot harde klompen, terwijl de caseïne der vrouwenmelk dunne vlokjes vormt en daardoor voor het jonge organisme gemakkelijk verteerbaar is. Ook is het in den regel ondoenlijk steeds melk van hetzelfde dier te verkrijgen, en daardoor krijgt de zuigeling gedurig voedsel van een andere samenstelling en lijdt de geheele kunstmatige voeding aan een onregelmatigheid, waartegen vele jonggeborenen niet bestand zijn. De koemelk mag aan het zeer jonge kind slechts in verdunden toestand worden gegeven en moet daarom verdund worden met water, onder toevoeging van suiker, liefst melksuiker, en soms een weinig dubbelkoolzure soda; hierbij blijft het vetgehalte echter beneden dat der vrouwenmelk. Voor een zuigeling van een maand is het volgende recept aan te bevelen: per dag liter melk, ½ liter water, 3 theelepels melksuiker (te verdeden in 9 à 10 porties); voor kinderen van 2—3 maanden: ¼ liter melk, ¾ liter water, 4 theelepels melksuiker (te verdeelen in 8 porties); voor kinderen van 4—6 maanden: ⅗ liter melk, evenveel water, 5 theelepels melksuiker (te verdeelen in 7 porties). Eerst na de 10de maand kan men met onverdunde melk beginnen. Bij oudere kinderen is het dikwijls goed, de koemelk met gerstewater te verdunnen.

Het volgende recept van Biedert (B’s roommengsel) levert een in elke huishouding te bereiden eiwitarme en vetrijke melk van normaal suikergehalte; 1½ of 2 liter versche melk laat men 2 uren lang rustig staan in een vlakke schaal en roomt er dan ½ liter van af; aan dit roomsel voegt men een gelijke hoeveelheid water en 40 gram melksuiker toe; men verkrijgt dan een product, dat 2,6 pCt. vet, 1,8 pCt. eiwit, en 5,8 pCt. suiker bevat. Het voedsel moet steeds eenigszins verwarmd (ongeveer tot op lichaamstemperatuur, 28—35° C.) worden gegeven.

De Gartner’sche vetmelk wordt verkregen door centrifugeeren; zij bevat 1.76 pCt. kaasstof, 3 pCt. vet, 24 pCt. suiker; haar waarde is zeer twijfelachtig.

Backhaus bereid uit melk, is een voedingsmiddel met een bepaald eiwitgehalte, dat door centrifugeeren en toevoeging van lebferment verkregen is, en waaraan room wordt toegevoegd.

Om in de melk en in het water aanwezige bacteriën onschadelijk te maken kan men deze koken gedurende 10 minuten; zie Gepasteuriseerde en Gesteriliseerde melk.

Voor het bacterievrij maken der melk zijn verschillende toestellen uitgedacht; het meest voldoet dat van Soxhlet, waarin de melk in enkele portie’s behandeld wordt. Een uiterst zindelijke behandeling is noodig; vooral moeten ook de afsluitingen der flesschen uitgekookt worden.

Melkconserven (geconserveerde melk, blikkenmelk), geve men alleen ingeval van nood, n.l. als versche melk niet te krijgen is. De gesuikerde is te zoet en bederft den eetlust, als men ze niet voldoende verdunt. Doet men dit echter wel, dan wordt de voedingswaarde te gering. Zij bevatten meestal 18—24 pCt. water, 12—13 pCt. vet, 14—18 pCt. melksuiker, 24—30 pCt. rietsuiker, 24—28 pCt. eiwitten, 2—2.6 pCt. zouten, en worden dientengevolge gegeven in verdunningen van 1 : 20 tot 1 : 12.

Voltmer’s kunstmatige moedermelk is het product van een poging om de kaasstof der koemelk lichter verteerbaar te maken, door ze te voren door middel van pancreasferment te peptoniseeren (om te zetten in pepton). Albumose- en somatosemelk behooren tot dezelfde soort. Zij hebben neiging tot spoedig bederf en moeten dus voorzichtig behandeld worden. De Labmann’sche plantenmelk maakt gebruik van eiwitstoffen en vetten uit de plantenwereld. Al deze soorten worden meestal slecht verdragen en veroorzaken op den duur dikwijls Barlow’sche ziekte.

Ten slotte heeft men een groote groep van kindervoedingsmiddelen, samengesteld uit plantenmeelstoffen. Liebig’s soep vormt een overgang naar de meelachtige surrogaten van melk; zij is een verbinding van koemelk met de eiwitstoffen uit tarwe, waarin de koolhydraten omgezet zijn in suiker en dextrine; door de kinderen wordt zij meestal zeer ongaarne genomen.

De vele bekende soorten van Kindermeel (Nestlé, Kufeke, Mellins food enz.), hebben alle het nadeel van op den duur slecht verdragen te worden door de meeste kinderen, en bij voortgezet gebruik aanleiding te geven tot het optreden van dyspepsie, gevolgd door Engelsche ziekte. Meestal kan men ze echter in de laatste maanden van het eerste levensjaar niet geheel missen. Bepaald slecht zijn de bijna alleen uit zetmeel bestaande soorten, b.v. maïzena.

Leguminosenmeel wordt pas in het 2e jaar beter verdragen (de meest bekende zijn van Hartensteen en Knorr); hetzelfde geldt van de kinderbeschuit (Opel). Zie ook bij Kindermeel.

Omtrent bijzondere preparaten voor zuigelingen, zooals er vele in den handel worden gebracht, winne

men steeds, alvorens ze te probeeren, den raad in van den huismedicus of kinderarts.

< >