Gepubliceerd op 14-06-2022

Zuigeling

betekenis & definitie

Het kind moet reeds dadelijk na de geboorte den strijd aanbinden tegen zijn vijanden in de natuur en verkeert daarbij door zijn hulpeloosheid in bijzonder ongunstige omstandigheden. Het is daarom van des te meer belang dat de omgeving bekend zij met de gevaren, die den Z. bedreigen en met de middelen om die te voorkomen.

Bij den normalen Z. is de ontlasting (nadat alle kindspek of meconium is uitgedreven) goudgeel, heeft zij een zalfachtige consistentie en een zwakken, niet onaangenamen geur; zij wordt aanvankelijk 2 tot 4 maal daags, later tweemaal gedeponeerd; de hoeveelheid bedraagt ongeveer 80 gram. Iedere verandering in kleur, reuk, consistentie, hoeveelheid en veelvuldigheid der ontlasting is in den regel een bewijs, dat er iets aan de voeding hapert en is een aanleiding, indien de afwijking niet spoedig verdwijnt, den geneesheer te raadplegen.

Het lichaamsgewicht vermindert de eerste dagen, doch moet daarna geregeld toenemen; is dit niet het geval, dan is de voeding meestal onvoldoende; geregelde weging van den Z. is het beste middel om dit te controleeren.

De hygiëne van den Z. komt dus in hoofdzaak en in de eerste plaats neer op een goede, doelmatige voeding. Verreweg de voorkeur verdient hierbij de moedermelk, waaruit onmiddellijk volgt dat het de onafwijsbare plicht van iedere moeder is, haar kind, indien eenigszins mogelijk, zelf te zoogen, nog afgezien van het feit, dat het zich onttrekken aan dien plicht, vooral bij eenigszins krachtig gestel, een nadeeligen invloed op de moeder zelve heeft. Ten einde goede melk voor den Z. te krijgen, is het noodig dat de zoogende moeder zich zelf goed, doch niet overmatig voedt.

Na de moedermelk komt de min en daarna de koemelk in verschillende vormen en bereidingen in aanmerking; zie Kindervoeding. Kindermeel en dergelijke preparaten mogen in de eerste maanden niet worden gegeven.

Een tweede eisch voor de behandeling van den Z. is een groote mate van zindelijkheid. Behalve een dagelijksch lauw bad (5 à 6 min.), moet het kind, telkens wanneer het zich verontreinigd heeft, gewasschen worden; ook het hoofd mag niet worden vergeten. Zonder de noodige zachthandigheid uit het oog te verliezen, behoeft men toch niet overdreven bang te zijn voor de weeke deelen van den schedel, de fontanellen, z.g. „open hersentjes”; nog minder store men zich aan het volksbijgeloof, dat berg op ’t hoofd (d.i. vet en vuil) niet mag worden verwijderd.

De kinderkamer moet een temperatuur van ongeveer 20° C. hebben; zij moet goed gelucht kunnen worden en mag niet vochtig zijn. De Z. mag niet te zacht liggen, ’t best op een paardenharen matras, die dagelijks, zoo mogelijk in de zon, gelucht wordt. De wieg moet beschut zijn voor tocht en al te fel licht. Zie verder ook bij Kind, Kinderziekten enz.

< >