en vergiftiging daarmede. Van deze zwamachtige gewassen zijn vele soorten eetbaar; het is echter niet met zekerheid uit te maken of een C. vergiftig is of niet.
Verdacht zijn zij als er melksap in zit, als ’t vleesch op doorsnee snel verkleurt, stinkt, of onaangenaam smaakt, en als het niet vast maar blazig-poreus is. In niet-giftige soorten kunnen bovendien door rotting schadelijke ptomaïnen ontstaan. De vergiftige soorten veroorzaken bijna alle heftige maagdarmverschijnselen (braken, diarrhee, pijnen, zelfs bloedingen). Daarenboven zijn er die het bloed ontleden en slikbezwaren, geelzucht en bewustzijnsstoornissen veroorzaken. Nog andere werken voornamelijk op hart en zenuwstelsel (opgewondenheid, moeilijke ademhaling, krampen, pupilafwijkingen enz.). De behandeling bestaat in braak- en afvoermiddelen, soms pisdrijvende middelen en atropine.