is de tot poeder gemalen massa, die overblijft na afscheiding der Cacaoboter (zie aldaar) uit de boonen van den Cacaoboom (Theobroma cacao), die in tropisch Amerika thuis behoort, en later in Afrika en Azië is ingevoerd. Cacao bevat 29—33 pCt. vet, 14—18 pCt. eiwit, 5—9 pCt. asch, 4—5 pCt. water, 0.6—1.5 pCt. theobromine, 33—47 pCt. zetmeel en cellulose; zij heeft dus relatief een groote voedingswaarde, terwijl zij door haar alcaloïd, het theobromine, tot de opwekkende genotmiddelen kan worden gerekend, evenals thee en koffie.
Bij het beoordeelen der voedingswaarde van cacao wordt gewoonlijk vergeten, dat men er slechts kleine hoeveelheden van gebruiken kan. Cacao is even voedzaam als b.v. bruine boonen met vet, maar daar gebruikt men geen „paar theelepeltjes” van, doch een of meer borden-vol. Uit C. wordt de chocolade bereid (zie aldaar).