zijn behoefte doen; zich ontlasten. Volgens het WNT (1916) van onbekende oorsprong maar Endt (1974) wijst op het ontstaan als studententerm, mogelijk uit ‘doen dat Dierick dee’, (in een bron uit 1665) en waarbij Dèrèk een dialectische uitspraak van ‘Dirk’ èn van ‘drek’ kan zijn, met lichte klemtoonverschuiving. Oorspronkelijk een platte term maar tegenwoordig ook als eufemisme gebruikt.
Het ging tenslotte om knulletjes van achttien, negentien, die op dat vlak zo nodig in het zakje moeten blazen. Dat was dus helemaal geen overspannen stukje. In de trant van: in je eigen dorp ga je toch ook niet op een boerenerf liggen dirken.
HP/De Tijd, 04-03-94