mannelijk of vrouwelijk geslachtsorgaan. In deze betekenis al in de achttiende eeuw (en mogelijk ook vroeger) gebruikt. Het ideale eufemisme want in de categorie vaagheid scoort het woord ongetwijfeld het hoogst. Ook onder Engelssprekenden is ‘thing’ een populair eufemisme voor het geslachtsorgaan. Shakespeare gebruikte het woord zowel in de betekenis van penis als pudenda.
In King Lear (1605) vinden we de passage: ‘she shall not be a maid long unless things be cut shorter’. Ook het verkleinwoord ‘thingy’ treffen we in het Engels frequent aan in een seksuele context. Fransen hebben het over hun ‘chose’. De Nederlandse tegenhanger is een geliefd eufemisme onder verpleegsters.
Zo noemden wij de vagina mijn ‘ding’ of ‘klink’. De penis noemden we ook ‘ding’ of ‘tejis’.
Frederika Brummer: Het leven van een woonwagengeneratie tussen 1900 en 1943. 1984
Ik zonk op haar neer en zorgde ervoor dat mijn dingetje zo ongeveer op de hoogte van haar streepje kwam.
Hans Koekoek: Liefzijn toegestaan. 1982
Alles wat jij met je dingetje kan, is plassen.
Jeroen Brouwers: De zondvloed. 1988
Ik heb Marions dingetje wel eens gezien.
Hans Dorrestein: Alle verhalen. 1990
Zijn vaders ding was een meter lang.
Leon de Winter: Zionoco. 1995
Mijn leeftijdgenoot Nikki R. had mij namelijk het afgrijselijke verhaal verteld van twee jonge mensen, die het in de duinen gedaan hadden, waarbij zij onmiddellijk gestorven waren, met het ding in haar jeweetwel - en toen ze uit elkaar gehaald werden, kwam er een soort groenachtig slijm uit haar je-kunt-wel-raden.
Ischa Meijer: Een jongetje dat alles goed zou maken. 1996