I. vieren, voor de wind omwenden; draaien; uitschieten about, voor de wind omlopen; veer aft, ruimen [wind]; vault round, omlopen [wind]; (bij)draaien; zwenken, fig een keer nemen; vault and haul, (beurtelings) vieren en halen;
II. 1. vieren (ook: veer away, veer out); 2. doen draaien, wenden;
III. wending, draai.