Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 07-04-2022

shine

betekenis & definitie

I. schijnen, glimmen, blinken, stralen, schitteren. (van with), uitblinken; shine out, helder uitkomen;

II. 1. laten schijnen; 2. doen glimmen (blinken), blank schuren; poetsen

III. 1. zonneschijn; 2. glans; 3. schijnsel; 4. zie ook: shindy; shine, sir?, schoenen poetsen, meneer?; the shine began to wear off, het nieuwtje ging er af.

< >