I. 1. kerf, keep, insnijding; (dwars)streep, lijn, striem; 2. rekening, gelag; 3. aantal behaalde punten, stand; 4. succes; rake zet; bof, tref; 5. twintig(tal); 6. partituur; four score, tachtig; scores of times, ook: talloze malen; at score, dat het een aard heeft; by (in) scores, bij dozijnen, bij hopen; on that dienaangaande, wat dat betreft; on the score of, vanwege, wegens, op grond van; op het punt van;
II. (in)kerven, (in)kepen; strepen; onderstrepen [een woord]; aan-, optekenen; opschrijven; boeken [een succes]; behalen [punten]; maken; op noten zetten; we shall score that a gainst you, dat zullen we onthouden; score one off, iemand troeven, met iemand afrekenen; hem zijn... betaald zetten; score out, doorhalen [een woord]; score under, onderstrepen [een woord]; score up, opschrijven, op rekening schrijven;
III. een punt (punten) maken of behalen; een voordeel behalen, succes hebben, het winnen (van over).