I. tarief; cijfer, verhouding; snelheid, vaart, tempo; prijs, koers; standaard, maatstaf; graad, rang, klasse; (gemeente) belasting; rate of exchange, (wisselkoers; rate of interest, rentevoet; rate of pay (wages), loonstandaard; rates and taxes, gemeente- en rijksbelastingen; at any rate, in ieder geval; tenminste; at that rate, op die manier; at the rate of, 1. met een snelheid van; 2. ten getale van; 3. tegen, op de voet van [3%]; à raison van; ook onvertaald in: people were killed at the rate of 40 a day, er werden veertig mensen per dag gedood; come (up)on the rates armlastig worden;
II. aanslaan, (be)rekenen, taxeren, bepalen; schatten, waarderen; be rated as, de rang hebben van;
III. rate oneself with, zich op één lijn stellen met;
IV. geschat worden, gerekend worden, de rang hebben (van as).
V. doorhalen; rate at, uitvaren tegen.