I. wacht, hoede, beschutting, dekking; bescherming, bewaking; bewaker, wachter; garde, lijfwacht (guards); conducteur; stootplaat [van degen]; beugel [van geweer]; (vuur)scherm; (been)beschermer; leuning; (gevechts)positie [bij 't schermen]; guard of honour, erewacht; off one's guard, niet op zijn hoede; be on guard, op wacht staan; on one’s guard, op zijn hoede;
II. (be)hoeden, beschermen (tegen against, from); bewaken;
III. zich hoeden, zich wachten, op zijn hoede zijn, oppassen, waken (voor against).