Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 28-02-2022

honour

betekenis & definitie

I. eer(bewijs); eergevoel; erewoord; your Honour!, Edelachtbare; honours, eer(bewijzen), onderscheidingen [op 's Konings verjaardag]; eretitels; honneurs; cum laude; do honour, eer bewijzen; eer aandoen; do the honours, de honneurs waarnemen; honour bright, op mijn woord van eer; pay due honour to a bill, een wissel honoreren; honours (are) easy (divided, equal, even), honneurs gelijk; in his honour, te zijner eer; in honour of, ter ere van; be bound in honour to do it, be on one's honour to do it, zedelijk verplicht zijn, het aan zijn eer verplicht zijn; upon my (word and) honour, op mijn erewoord;

II. eren, vereren; honoreren [wissel]; nakomen [verplichtingen].

< >