I. vinden; onder-, bevinden; (be)merken; aantreffen, ontdekken; zoeken, halen; aan-, verschaffen; [een vonnis] vellen, verklaren; all found, alles inbegrepen, met kost en inwoning; well found in, goed voorzien van; find a true bill, rechtsingang verlenen; find one’s feet, beginnen te lopen; fig er in komen; he could not find it in his heart to..., hij kon het niet van zich (over zijn hart) verkrijgen; find out, ontdekken, tot de ontdekking komen, te weten komen; opsporen; betrappen; niet thuis treffen; find out about it, er achter (zien te) komen;
II. find oneself, zich bevinden of zien; zijn ware roeping ontdekken; find oneself in, zich aanschaffen, zelf zorgen voor;
III. find for the plaintiff, uitspraak doen ten gunste van de eiser;
IV. vondst; vindplaats.