I kletsen, spatten; dash against, (aan)bonzen, kwakken tegen; dash at, aanvliegen op; dash away, wegschieten; dash into, aanbotsen tegen; dart of, voort-, wegstuiven; dart o n, voortstormen; dart up,
komen aanstuiven; dart upon one, aan-, losstormen;
II werpen, smijten; slaan; besprenkelen, bespatten; mengen [wijn met water]; verpletteren, terneerslaan, teleurstellen, de bodem inslaan, verijdelen; onderstrepen;
Ill, verdikkeme; dart away tears, wegwissen; dart down (off) a few lines, op papier gooien; dart i n, inslaan; dart out, doorstrepen;
III slag, stoot; klets; tikje; scheutje , smeer [verf], plotselinge aanval; fig zwier, élan, durf; streepje (—); dart of the pen, pennestreek; make a drt for..., in vliegende vaart zien te bereiken; zie ook: cut I.